Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٥٥

Al-'Imran 38-45, Koran - Djuz' 3 - Pagina 55

Djuz'-3, Pagina-55 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-3, Pagina-55 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-3, Pagina-55 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
هُنَالِكَ دَعَا زَكَرِيَّا رَبَّهُ قَالَ رَبِّ هَبْ لِي مِن لَّدُنْكَ ذُرِّيَّةً طَيِّبَةً إِنَّكَ سَمِيعُ الدُّعَاء ﴿٣٨﴾
3/Al-'Imran-38: Hunalika daAAa zakariyya rabbahu qala rabbi hab lee min ladunka thurriyyatan tayyibatan innaka sameeAAu aldduAAa/-i
Daar smeekte Zakariyyâ zijn Heer, hij zei: "O, mijn Heer, schenk mij van U een goed nageslacht, voorwaar, U bent het die de smeekbede verhoot." (38)
فَنَادَتْهُ الْمَلآئِكَةُ وَهُوَ قَائِمٌ يُصَلِّي فِي الْمِحْرَابِ أَنَّ اللّهَ يُبَشِّرُكَ بِيَحْيَى مُصَدِّقًا بِكَلِمَةٍ مِّنَ اللّهِ وَسَيِّدًا وَحَصُورًا وَنَبِيًّا مِّنَ الصَّالِحِينَ ﴿٣٩﴾
3/Al-'Imran-39: Fanadat-hu almala-ikatu wahuwa qa-imun yusallee fee almihrabi anna Allaha yubashshiruka biyahya musaddiqan bikalimatin mina Allahi wasayyidan wahasooran wanabiyyan mina alssaliheena
Toen riepen de Engelen tot hem, toen hij in de gebedsruimte (Mihrâb) in gehed stond: "Voorwaar, Allah brengt jou een verheugende tijding: (de geboorte van) Yahya, als een bevstiging van een Woord van Allah, als een leider, een ingetogene, een Profeet, behorende tot de rechtschapenen." (39)
قَالَ رَبِّ أَنَّىَ يَكُونُ لِي غُلاَمٌ وَقَدْ بَلَغَنِيَ الْكِبَرُ وَامْرَأَتِي عَاقِرٌ قَالَ كَذَلِكَ اللّهُ يَفْعَلُ مَا يَشَاء ﴿٤٠﴾
3/Al-'Imran-40: Qala rabbi anna yakoonu lee ghulamun waqad balaghaniya alkibaru waimraatee AAaqirun qala kathalika Allahu yafAAalu ma yasha/o
Hij zei: "O mijn Heer, hoe kan ik een jongen (verwekken), terwijl ik oud gewordden ben en mijn vrouw onvruchtbaar is?" Hij (Allah) zei: "Zo doet Allah wat Hij wil." (40)
قَالَ رَبِّ اجْعَل لِّيَ آيَةً قَالَ آيَتُكَ أَلاَّ تُكَلِّمَ النَّاسَ ثَلاَثَةَ أَيَّامٍ إِلاَّ رَمْزًا وَاذْكُر رَّبَّكَ كَثِيرًا وَسَبِّحْ بِالْعَشِيِّ وَالإِبْكَارِ ﴿٤١﴾
3/Al-'Imran-41: Qala rabbi ijAAal lee ayatan qala ayatuka alla tukallima alnnasa thalathata ayyamin illa ramzan waothkur rabbaka katheeran wasabbih bialAAashiyyi waal-ibkari
Hij zei "O mijn Heer, geef mij een teken." Hij (Allah) zei: "Jouw teken is, dat je drie dragen niet met de mensen spreekt dan door gebaren, gedenkt jouw Heer veel en prijst (Zijn glorie) in de avond en in de ochtend." (41)
وَإِذْ قَالَتِ الْمَلاَئِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللّهَ اصْطَفَاكِ وَطَهَّرَكِ وَاصْطَفَاكِ عَلَى نِسَاء الْعَالَمِينَ ﴿٤٢﴾
3/Al-'Imran-42: Wa-ith qalati almala-ikatu ya maryamu inna Allaha istafaki watahharaki waistafaki AAala nisa-i alAAalameena
En toen de Engelen zeiden: "O Maryam, voorwaarm Allah heeft jou uitverkoren en jou gereinigd en jou boven de vrouwen van de werelden uitverkoren." (42)
يَا مَرْيَمُ اقْنُتِي لِرَبِّكِ وَاسْجُدِي وَارْكَعِي مَعَ الرَّاكِعِينَ ﴿٤٣﴾
3/Al-'Imran-43: Ya maryamu oqnutee lirabbiki waosjudee wairkaAAee maAAa alrrakiAAeena
O Maryam, gerhoorzaam jour Heer en kniel je voor Hem neer en buig je met de buigenden." (43)
ذَلِكَ مِنْ أَنبَاء الْغَيْبِ نُوحِيهِ إِلَيكَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يُلْقُون أَقْلاَمَهُمْ أَيُّهُمْ يَكْفُلُ مَرْيَمَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يَخْتَصِمُونَ ﴿٤٤﴾
3/Al-'Imran-44: Thalika min anba-i alghaybi nooheehi ilayka wama kunta ladayhim ith yulqoona aqlamahum ayyuhum yakfulu maryama wama kunta ladayhim ith yakhtasimoona
Dat zijn berichten over het verborgene die wij aan jou (O Moehammad) mededelen. En jij was niet met hen toen zij door hun pennen te werpen verlotten wie can hen verantwoordelijk was voor de zorg voor Maryam, en jij was ook niet bij hen toen zij hierover redetwistten. (44)
إِذْ قَالَتِ الْمَلآئِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللّهَ يُبَشِّرُكِ بِكَلِمَةٍ مِّنْهُ اسْمُهُ الْمَسِيحُ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ وَجِيهًا فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَمِنَ الْمُقَرَّبِينَ ﴿٤٥﴾
3/Al-'Imran-45: Ith qalati almala-ikatu ya maryamu inna Allaha yubashshiruki bikalimatin minhu ismuhu almaseehu AAeesa ibnu maryama wajeehan fee alddunya waal-akhirati wamina almuqarrabeena
(Gedenkt) toen de Engelen zeiden: "O Maryam, voorwaar, Allah kondigt jou met een Woord van Hem een verheugende tijding aan: zjin naam is de Messîh, 'Îsa, zoon van Maria, in deze wereld en in het Hiernamaals is hij een man van eer en hij behoort tot degenen die dicht (bij Allah) staan. (45)