Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٥٧

Al-'Imran 53-61, Koran - Djuz' 3 - Pagina 57

Djuz'-3, Pagina-57 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-3, Pagina-57 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-3, Pagina-57 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
رَبَّنَا آمَنَّا بِمَا أَنزَلَتْ وَاتَّبَعْنَا الرَّسُولَ فَاكْتُبْنَا مَعَ الشَّاهِدِينَ ﴿٥٣﴾
3/Al-'Imran-53: Rabbana amanna bima anzalta waittabaAAna alrrasoola faoktubna maAAa alshshahideena
Onze Heer, wij geloven in wat U neergezonden hebt en wij volgen de Boodschapper en schrijf ons daarom op bij de getuigen (van de Eenheid van Allah)." (53)
وَمَكَرُواْ وَمَكَرَ اللّهُ وَاللّهُ خَيْرُ الْمَاكِرِينَ ﴿٥٤﴾
3/Al-'Imran-54: Wamakaroo wamakara Allahu waAllahu khayru almakireena
En zji (de ongelovigen) beraamden listen en Allah maakte plannen en Allah is de beste van hen die plannen maken. (54)
إِذْ قَالَ اللّهُ يَا عِيسَى إِنِّي مُتَوَفِّيكَ وَرَافِعُكَ إِلَيَّ وَمُطَهِّرُكَ مِنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ وَجَاعِلُ الَّذِينَ اتَّبَعُوكَ فَوْقَ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ ثُمَّ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأَحْكُمُ بَيْنَكُمْ فِيمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿٥٥﴾
3/Al-'Imran-55: Ith qala Allahu ya AAeesa innee mutawaffeeka warafiAAuka ilayya wamutahhiruka mina allatheena kafaroo wajaAAilu allatheena ittabaAAooka fawqa allatheena kafaroo ila yawmi alqiyamati thumma ilayya marjiAAukum faahkumu baynakum feema kuntum feehi takhtalifo
En toen Allah zei: "O 'Îsa, voorwaar, Ik zal jou (tot Mij) nemen en Ik zal jou (tot Mij) opheffen en jou reinigen van degenen die ongelovig zijn en Ik zal degenen die jou volgen boven degenen die ongelovig zijn stellen, tot de Dag der Opstanding. Daarna zal de terugkeer tot Mij zijn en daarna zal Ik onder jullie rechtspreken over dat waarover jullie plachten de redetwistten. (55)
فَأَمَّا الَّذِينَ كَفَرُواْ فَأُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا شَدِيدًا فِي الدُّنْيَا وَالآخِرَةِ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٥٦﴾
3/Al-'Imran-56: Faamma allatheena kafaroo faoAAaththibuhum AAathaban shadeedan fee alddunya waal-akhirati wama lahum min nasireena
En wat degenen die ongelovig zijn betreft: hen zal Ik op de wereld en (in) het Hiernamaals met een strenge bestraffing straffen en er zullen voor hen geen helpers zijn. (56)
وَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ فَيُوَفِّيهِمْ أُجُورَهُمْ وَاللّهُ لاَ يُحِبُّ الظَّالِمِينَ ﴿٥٧﴾
3/Al-'Imran-57: Waamma allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati fayuwaffeehim ojoorahum waAllahu la yuhibbu alththalimeena
En wat degenen die gelovig zijn en goede werken verrichten betreft; Allah zal hUn hun (volledige) beloning schenken, en Allah houdt niet van de onrechtvaardigen. (57)
ذَلِكَ نَتْلُوهُ عَلَيْكَ مِنَ الآيَاتِ وَالذِّكْرِ الْحَكِيمِ ﴿٥٨﴾
3/Al-'Imran-58: Thalika natloohu AAalayka mina al-ayati waalththikri alhakeemi
Zo dragen Wij jou voor van de Tekenen en de wijze Vermaning (de Koran). (58)
إِنَّ مَثَلَ عِيسَى عِندَ اللّهِ كَمَثَلِ آدَمَ خَلَقَهُ مِن تُرَابٍ ثِمَّ قَالَ لَهُ كُن فَيَكُونُ ﴿٥٩﴾
3/Al-'Imran-59: Inna mathala AAeesa AAinda Allahi kamathali adama khalaqahu min turabin thumma qala lahu kun fayakoonu
Voorwaar, de gelijkenis (van de schepping) van 'Îsa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: 'Wees', en hij was. (59)
الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَلاَ تَكُن مِّن الْمُمْتَرِينَ ﴿٦٠﴾
3/Al-'Imran-60: Alhaqqu min rabbika fala takun mina almumtareena
Waarheid komt van jouw Heer en behoort niet tot degenen die twijfelen. (60)
فَمَنْ حَآجَّكَ فِيهِ مِن بَعْدِ مَا جَاءكَ مِنَ الْعِلْمِ فَقُلْ تَعَالَوْاْ نَدْعُ أَبْنَاءنَا وَأَبْنَاءكُمْ وَنِسَاءنَا وَنِسَاءكُمْ وَأَنفُسَنَا وأَنفُسَكُمْ ثُمَّ نَبْتَهِلْ فَنَجْعَل لَّعْنَةُ اللّهِ عَلَى الْكَاذِبِينَ ﴿٦١﴾
3/Al-'Imran-61: Faman hajjaka feehi min baAAdi ma jaaka mina alAAilmi faqul taAAalaw nadAAu abnaana waabnaakum wanisaana wanisaakum waanfusana waanfusakum thumma nabtahil fanajAAal laAAnata Allahi AAala alkathibeena
Wie dan met jou (Mohammed) over ('Îsa) redetwist, nadat de kennis tot jou is gekomen, zeg dan: "Laten wij onze zonen en jullie zonen en onze vruowen en jullie vrouwen en onszelf en julliezelf bijelkaar roepen en dan (gezamenlijk) Allah's vloek afroepen over hen die leigen." (61)