Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣ / صفحة ٦١

Al-'Imran 84-91, Koran - Djuz' 3 - Pagina 61

Djuz'-3, Pagina-61 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-3, Pagina-61 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-3, Pagina-61 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قُلْ آمَنَّا بِاللّهِ وَمَا أُنزِلَ عَلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ عَلَى إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَقَ وَيَعْقُوبَ وَالأَسْبَاطِ وَمَا أُوتِيَ مُوسَى وَعِيسَى وَالنَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لاَ نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ ﴿٨٤﴾
3/Al-'Imran-84: Qul amanna biAllahi wama onzila AAalayna wama onzila AAala ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbati wama ootiya moosa waAAeesa waalnnabiyyoona min rabbihim la nufarriqu bayna ahadin minhum wanahnu lahu muslimoona
Zeg: "Wij geloven in Allah en in wat er tot ons neergezonden is en in wat er neergezonden is aan Ibrâhîm en Isma'îl, Ishaq, Ya'qoeb en de kinderen van Ya'qoeb (al Asbath) en in wat er aan Môesa, 'Isa en de Profeten van hun Heer werd gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen wie van hen dan ook en wij hebben ons aan Hem overgegeven." (84)
وَمَن يَبْتَغِ غَيْرَ الإِسْلاَمِ دِينًا فَلَن يُقْبَلَ مِنْهُ وَهُوَ فِي الآخِرَةِ مِنَ الْخَاسِرِينَ ﴿٨٥﴾
3/Al-'Imran-85: Waman yabtaghi ghayra al-islami deenan falan yuqbala minhu wahuwa fee al-akhirati mina alkhasireena
En wie er een andere godsdient dan de Islam zoekt: het zal niet van hen aanvaard worden en hij behoort in het Hiernamaals tot de verlizers. (85)
كَيْفَ يَهْدِي اللّهُ قَوْمًا كَفَرُواْ بَعْدَ إِيمَانِهِمْ وَشَهِدُواْ أَنَّ الرَّسُولَ حَقٌّ وَجَاءهُمُ الْبَيِّنَاتُ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ﴿٨٦﴾
3/Al-'Imran-86: Kayfa yahdee Allahu qawman kafaroo baAAda eemanihim washahidoo anna alrrasoola haqqun wajaahumu albayyinatu waAllahu la yahdee alqawma alththalimeena
Hoe zou Allah een volk leiden dat ongelovig geworden is nadat zij gelovig waren? En (die) getuigden dat de Boodschapper waar is en nadat de duidelijkheden tot hen gekomen waren? En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. (86)
أُوْلَئِكَ جَزَآؤُهُمْ أَنَّ عَلَيْهِمْ لَعْنَةَ اللّهِ وَالْمَلآئِكَةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ ﴿٨٧﴾
3/Al-'Imran-87: Ola-ika jazaohum anna AAalayhim laAAnata Allahi waalmala-ikati waalnnasi ajmaAAeena
Zij zijn degenen wiens beloning is dat op hen de vloek van Allah, de Engelen en de gehele mensheid rust. (87)
خَالِدِينَ فِيهَا لاَ يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلاَ هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٨٨﴾
3/Al-'Imran-88: Khalideena feeha la yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yuntharoona
Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn en de straf zal niet voor hen worden verlicht en er zal voor hen geen uitstel verleend worden. (88)
إِلاَّ الَّذِينَ تَابُواْ مِن بَعْدِ ذَلِكَ وَأَصْلَحُواْ فَإِنَّ الله غَفُورٌ رَّحِيمٌ ﴿٨٩﴾
3/Al-'Imran-89: Illa allatheena taboo min baAAdi thalika waaslahoo fa-inna Allaha ghafoorun raheemun
Behalve degenen die daarna berouw hebben en zich beteren. En voorwaar, Allah is Vergevensgezind Meest Barmhartig. (89)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بَعْدَ إِيمَانِهِمْ ثُمَّ ازْدَادُواْ كُفْرًا لَّن تُقْبَلَ تَوْبَتُهُمْ وَأُوْلَئِكَ هُمُ الضَّآلُّونَ ﴿٩٠﴾
3/Al-'Imran-90: Inna allatheena kafaroo baAAda eemanihim thumma izdadoo kufran lan tuqbala tawbatuhum waola-ika humu alddalloona
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn geworden na te hebben geloofd en dan hun ongeloof laten toenemen: hun berouw zal nooit aanvaard worden. Zij zijn degenen die dwalenden zijn. (90)
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ وَمَاتُواْ وَهُمْ كُفَّارٌ فَلَن يُقْبَلَ مِنْ أَحَدِهِم مِّلْءُ الأرْضِ ذَهَبًا وَلَوِ افْتَدَى بِهِ أُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٩١﴾
3/Al-'Imran-91: Inna allatheena kafaroo wamatoo wahum kuffarun falan yuqbala min ahadihim milo al-ardi thahaban walawi iftada bihi ola-ika lahum AAathabun aleemun wama lahum min nasireena
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn en stefven terwijl zijn ongelovig zijn: van geen van hen zal een aarde vol goud aanvaard worden, ook al zou hij zich daarmee willen vrijkopen. Zij zjin degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is en voor hen zullen er geen helpers zijn. (91)