Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣٠ / صفحة ٥٩٣

Al-Fajr 1-23, Koran - Djuz' 30 - Pagina 593

Djuz'-30, Pagina-593 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-30, Pagina-593 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-30, Pagina-593 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الفجر

Soera Al-Fajr

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَالْفَجْرِ ﴿١﴾
89/Al-Fajr-1: Waalfajri
Bij de dageraad. (1)
وَلَيَالٍ عَشْرٍ ﴿٢﴾
89/Al-Fajr-2: Walayalin AAashrin.
Bij de tien nachten. (De eerste tien dagen en nachten van de maand Dzoelhiddjah) (2)
وَالشَّفْعِ وَالْوَتْرِ ﴿٣﴾
89/Al-Fajr-3: WaalshshafAAi waalwatri
Bij het even en het oneven. (3)
وَاللَّيْلِ إِذَا يَسْرِ ﴿٤﴾
89/Al-Fajr-4: Waallayli itha yasri
Bij de nacht wanneer hij voorbijgaat. (4)
هَلْ فِي ذَلِكَ قَسَمٌ لِّذِي حِجْرٍ ﴿٥﴾
89/Al-Fajr-5: Hal fee thalika qasamun lithee hijrin
Is daarin geen eed voor de bezitter van verstand? (5)
أَلَمْ تَرَ كَيْفَ فَعَلَ رَبُّكَ بِعَادٍ ﴿٦﴾
89/Al-Fajr-6: Alam tara kayfa faAAala rabbuka biAAadin
Heb jij niet vernomen hoe jouw Heer de 'Âd heeft behandeld? (6)
إِرَمَ ذَاتِ الْعِمَادِ ﴿٧﴾
89/Al-Fajr-7: Irama thati alAAimadi
Van de stad Iram met zijn zuilen? (7)
الَّتِي لَمْ يُخْلَقْ مِثْلُهَا فِي الْبِلَادِ ﴿٨﴾
89/Al-Fajr-8: Allatee lam yukhlaq mithluha fee albiladi
Zoals nog nooit een stad is geschapen in de landen? (8)
وَثَمُودَ الَّذِينَ جَابُوا الصَّخْرَ بِالْوَادِ ﴿٩﴾
89/Al-Fajr-9: Wathamooda allatheena jaboo alssakhra bialwadi
En de Tsamôed die de rotsen uithieuwen in de vallei? (9)
وَفِرْعَوْنَ ذِي الْأَوْتَادِ ﴿١٠﴾
89/Al-Fajr-10: WafirAAawna thee al-awtadi
En Fir'aun, de bezitter van de pinnen? (10)
الَّذِينَ طَغَوْا فِي الْبِلَادِ ﴿١١﴾
89/Al-Fajr-11: Allatheena taghaw fee albiladi
Degenen die overtraden in het land? (11)
فَأَكْثَرُوا فِيهَا الْفَسَادَ ﴿١٢﴾
89/Al-Fajr-12: Faaktharoo feeha alfasada
En daarin veelvuldig verderf zaaiden? (12)
فَصَبَّ عَلَيْهِمْ رَبُّكَ سَوْطَ عَذَابٍ ﴿١٣﴾
89/Al-Fajr-13: Fasabba AAalayhim rabbuka sawta AAathabin
Toen deed jouw Heer de gesel van de bestraffing op hen neerdalen. (13)
إِنَّ رَبَّكَ لَبِالْمِرْصَادِ ﴿١٤﴾
89/Al-Fajr-14: Inna rabbaka labialmirsadi
Voorwaar, jouw Heer is zeker waakzaam. (14)
فَأَمَّا الْإِنسَانُ إِذَا مَا ابْتَلَاهُ رَبُّهُ فَأَكْرَمَهُ وَنَعَّمَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَكْرَمَنِ ﴿١٥﴾
89/Al-Fajr-15: Faamma al-insanu itha ma ibtalahu rabbuhu faakramahu wanaAAAAamahu fayaqoolu rabbee akramani
Wat de mens betreft, wanneer zijn Heer hem op de proef stelt en hem aanzien geeft en hem genietingen schenkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." (15)
وَأَمَّا إِذَا مَا ابْتَلَاهُ فَقَدَرَ عَلَيْهِ رِزْقَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَهَانَنِ ﴿١٦﴾
89/Al-Fajr-16: Waamma itha ma ibtalahu faqadara AAalayhi rizqahu fayaqoolu rabbee ahanani
Maar wanneer Hij hem beproeft, en dan zijn voorzieningen beperkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij vernederd." (16)
كَلَّا بَل لَّا تُكْرِمُونَ الْيَتِيمَ ﴿١٧﴾
89/Al-Fajr-17: Kalla bal la tukrimoona alyateema
Nee! Jullie ondersteunen immers de wees niet. (17)
وَلَا تَحَاضُّونَ عَلَى طَعَامِ الْمِسْكِينِ ﴿١٨﴾
89/Al-Fajr-18: Wala tahaddoona AAala taAAami almiskeeni
En jullie sporen elkaar niet aan tot het voeden van de behoeftigen. (18)
وَتَأْكُلُونَ التُّرَاثَ أَكْلًا لَّمًّا ﴿١٩﴾
89/Al-Fajr-19: Wata/kuloona altturatha aklan lamman
En jullie verteren het erfdeel inhalig. (19)
وَتُحِبُّونَ الْمَالَ حُبًّا جَمًّا ﴿٢٠﴾
89/Al-Fajr-20: Watuhibboona almala hubban jamman
En jullie beminnen het bezit met overdreven liefde. (20)
كَلَّا إِذَا دُكَّتِ الْأَرْضُ دَكًّا دَكًّا ﴿٢١﴾
89/Al-Fajr-21: Kalla itha dukkati al-ardu dakkan dakkan
Nee, wanneer de aarde met klappen verpulverd wordt. (21)
وَجَاء رَبُّكَ وَالْمَلَكُ صَفًّا صَفًّا ﴿٢٢﴾
89/Al-Fajr-22: Wajaa rabbuka waalmalaku saffan saffan
En jouw Heer komt, en de Engelen, rij na rij. (22)
وَجِيءَ يَوْمَئِذٍ بِجَهَنَّمَ يَوْمَئِذٍ يَتَذَكَّرُ الْإِنسَانُ وَأَنَّى لَهُ الذِّكْرَى ﴿٢٣﴾
89/Al-Fajr-23: Wajee-a yawma-ithin bijahannama yawma-ithin yatathakkaru al-insanu waanna lahu alththikra
En op de Dag dat de Hel wordt getoond, op die Dag zal de mens zich (zijn slechte daden) herinneren, maar wat baat hem dan nog de herinnering? (23)