Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٨ / صفحة ١٤٤

Al-An'am 125-131, Koran - Djuz' 8 - Pagina 144

Djuz'-8, Pagina-144 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-8, Pagina-144 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-8, Pagina-144 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَمَن يُرِدِ اللّهُ أَن يَهْدِيَهُ يَشْرَحْ صَدْرَهُ لِلإِسْلاَمِ وَمَن يُرِدْ أَن يُضِلَّهُ يَجْعَلْ صَدْرَهُ ضَيِّقًا حَرَجًا كَأَنَّمَا يَصَّعَّدُ فِي السَّمَاء كَذَلِكَ يَجْعَلُ اللّهُ الرِّجْسَ عَلَى الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٢٥﴾
6/Al-An'am-125: Faman yuridi Allahu an yahdiyahu yashrah sadrahu lil-islami waman yurid an yudillahu yajAAal sadrahu dayyiqan harajan kaannama yassaAAAAadu fee alssama-i kathalika yajAAalu Allahu alrrijsa AAala allatheena la yu/minoona
En wie wil dat Allah hem leidt, diens borst verruimt Hij voor de Islam; en wie Hij wenst te doen dwalen, diens borst maakt hij nauw en beklemd alsof hij (op een hoge berg) naar de hemel klimt. Zo legt Allah de bestraffing op aan degenen die niet geloven. (125)
وَهَذَا صِرَاطُ رَبِّكَ مُسْتَقِيمًا قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَذَّكَّرُونَ ﴿١٢٦﴾
6/Al-An'am-126: Wahatha siratu rabbika mustaqeeman qad fassalna al-ayati liqawmin yaththakkaroona
En dit is het Pad van jouw Heer, een recht (Pad). Waarlijk, Wij hebben Onze Verzen uiteengezet voor een volk dat zich laat vermanen. (126)
لَهُمْ دَارُ السَّلاَمِ عِندَ رَبِّهِمْ وَهُوَ وَلِيُّهُمْ بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٢٧﴾
6/Al-An'am-127: Lahum daru alssalami AAinda rabbihim wahuwa waliyyuhum bima kanoo yaAAmaloona
Voor hen is er Dâroessalâm (het Huis van de Vrede, het Paradijs) bij hun Heer. En Hij is hun Beschermer wegens wat zij plachten te doen. (127)
وَيَوْمَ يِحْشُرُهُمْ جَمِيعًا يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ قَدِ اسْتَكْثَرْتُم مِّنَ الإِنسِ وَقَالَ أَوْلِيَآؤُهُم مِّنَ الإِنسِ رَبَّنَا اسْتَمْتَعَ بَعْضُنَا بِبَعْضٍ وَبَلَغْنَا أَجَلَنَا الَّذِيَ أَجَّلْتَ لَنَا قَالَ النَّارُ مَثْوَاكُمْ خَالِدِينَ فِيهَا إِلاَّ مَا شَاء اللّهُ إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَليمٌ ﴿١٢٨﴾
6/Al-An'am-128: Wayawma yahshuruhum jameeAAan ya maAAshara aljinni qadi istakthartum mina al-insi waqala awliyaohum mina al-insi rabbana istamtaAAa baAAduna bibaAAdin wabalaghna ajalana allathee ajjalta lana qala alnnaru mathwakum khalideena feeha illa ma shaa Allahu inn
En op de Dag waarop Hij allen bijéén zal brengen (zal Hij zeggen:) "O Bemeenschap van Djinn's, jullie hebben velen van onder de mensen misleid." En hun bondgenoten van onder de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkaars diensten gebruik gemaakt, en wij hebben de termijn bereikt die U voor ons had gesteld." Hij (Allah) zal zeggen: "De Hel is jullie bestemming, eeuwig levenden zijn jullie daarin, tenzij Allah (anders) wil." Voorwaar, jouw geer is Alwijs, Alwetend. (128)
وَكَذَلِكَ نُوَلِّي بَعْضَ الظَّالِمِينَ بَعْضًا بِمَا كَانُواْ يَكْسِبُونَ ﴿١٢٩﴾
6/Al-An'am-129: Wakathalika nuwallee baAAda alththalimeena baAAdan bima kanoo yaksiboona
Zo maken Wij de onrechtplegers tot elkaars bondgenoten wegens wat zij plachten te verrichten. (129)
يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ وَالإِنسِ أَلَمْ يَأْتِكُمْ رُسُلٌ مِّنكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي وَيُنذِرُونَكُمْ لِقَاء يَوْمِكُمْ هَذَا قَالُواْ شَهِدْنَا عَلَى أَنفُسِنَا وَغَرَّتْهُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَشَهِدُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ أَنَّهُمْ كَانُواْ كَافِرِينَ ﴿١٣٠﴾
6/Al-An'am-130: Ya maAAshara aljinni waal-insi alam ya/tikum rusulun minkum yaqussoona AAalaykum ayatee wayunthiroonakum liqaa yawmikum hatha qaloo shahidna AAala anfusina wagharrat-humu alhayatu alddunya washahidoo AAala anfusihim annahum kanoo kafireena
"O gemeenschap van djinn's en mensen. zijn er uit jullie midden geen gezanten tot jullie gekomen die jullie Mijn Verzen bekendmaakten en die jullie waarschuwden voor de ontmoeting met deze Dag van jullie?"' Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelf." Het wereldse leven heeft hen misleid en zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovigen plachten te zijn. (130)
ذَلِكَ أَن لَّمْ يَكُن رَّبُّكَ مُهْلِكَ الْقُرَى بِظُلْمٍ وَأَهْلُهَا غَافِلُونَ ﴿١٣١﴾
6/Al-An'am-131: Thalika an lam yakun rabbuka muhlika alqura bithulmin waahluha ghafiloona
Der is omdat jouw Heer nimmer de steden onrechtvaardig vernietigt en de bewoners ervan zijn achtelozen. (131)