Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
سورة عبس
القرآن الكريم
»
سورة عبس
Abasa 1-42, Soera Hij Fronste (80/Abasa)
de Heilige Koran
»
Soeras in de Koran
»
Soera Abasa
Luister Koran 80 - Abasa
سورة عبس
Soera Abasa
Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi
عَبَسَ وَتَوَلَّى
﴿١﴾
80/Abasa-1: AAabasa watawalla
Hij (Moehammad) fronste en wendde zich af. (1)
أَن جَاءهُ الْأَعْمَى
﴿٢﴾
80/Abasa-2: An jaahu al-aAAma
Omdat de blinde tot hem kwam. (2)
وَمَا يُدْرِيكَ لَعَلَّهُ يَزَّكَّى
﴿٣﴾
80/Abasa-3: Wama yudreeka laAAallahu yazzakka
En wat doet jou het weten, misschien wilde hij zich reinigen (van zonden). (3)
أَوْ يَذَّكَّرُ فَتَنفَعَهُ الذِّكْرَى
﴿٤﴾
80/Abasa-4: Aw yaththakkaru fatanfaAAahu alththikra
Of zich laten onderrichten en zou het onderricht hem baten. (4)
أَمَّا مَنِ اسْتَغْنَى
﴿٥﴾
80/Abasa-5: Amma mani istaghna
Wat betreft degene die zich behoefteloos waant. (5)
فَأَنتَ لَهُ تَصَدَّى
﴿٦﴾
80/Abasa-6: Faanta lahu tasadda
Aan hem schenk jij alle aandacht. (6)
وَمَا عَلَيْكَ أَلَّا يَزَّكَّى
﴿٧﴾
80/Abasa-7: Wama AAalayka alla yazzakka
Terwijl jij niet verantwoordelijk bent als hij zich niet reinigt. (7)
وَأَمَّا مَن جَاءكَ يَسْعَى
﴿٨﴾
80/Abasa-8: Waamma man jaaka yasAAa
Maar wat betreft degene die haastig tot jou kwam. (8)
وَهُوَ يَخْشَى
﴿٩﴾
80/Abasa-9: Wahuwa yakhsha
En hij vreest (Allah). (9)
فَأَنتَ عَنْهُ تَلَهَّى
﴿١٠﴾
80/Abasa-10: Faanta AAanhu talahha
Aan hem schenk jij geen aandacht. (10)
كَلَّا إِنَّهَا تَذْكِرَةٌ
﴿١١﴾
80/Abasa-11: Kalla innaha tathkiratun
Nee! Voorwaar, het is een Vermaning. (11)
فَمَن شَاء ذَكَرَهُ
﴿١٢﴾
80/Abasa-12: Faman shaa thakarahu
Laat wie het wil er lering uit trekken. (12)
فِي صُحُفٍ مُّكَرَّمَةٍ
﴿١٣﴾
80/Abasa-13: Fee suhufin mukarramatin
(Geschreven) op edele bladen. (13)
مَّرْفُوعَةٍ مُّطَهَّرَةٍ
﴿١٤﴾
80/Abasa-14: MarfooAAatin mutahharatin
Verheven en gereinigd. (14)
بِأَيْدِي سَفَرَةٍ
﴿١٥﴾
80/Abasa-15: Bi-aydee safaratin
Door de handen van schrijvers (Engelen). (15)
كِرَامٍ بَرَرَةٍ
﴿١٦﴾
80/Abasa-16: Kiramin bararatin
Edel, deugdzaam. (16)
قُتِلَ الْإِنسَانُ مَا أَكْفَرَهُ
﴿١٧﴾
80/Abasa-17: Qutila al-insanu ma akfarahu
Verdoemd is de mens. Hoe ondankbaar is hij! (17)
مِنْ أَيِّ شَيْءٍ خَلَقَهُ
﴿١٨﴾
80/Abasa-18: Min ayyi shay-in khalaqahu
Waaruit heeft Hij hem geschapen? (18)
مِن نُّطْفَةٍ خَلَقَهُ فَقَدَّرَهُ
﴿١٩﴾
80/Abasa-19: Min nutfatin khalaqahu faqaddarahu
Hij heeft hem uit een druppel geschapen en daarna voor hem beschikt. (19)
ثُمَّ السَّبِيلَ يَسَّرَهُ
﴿٢٠﴾
80/Abasa-20: Thumma alssabeela yassarahu
Daarna vergemakkelijkt Hij voor hem de Weg. (20)
ثُمَّ أَمَاتَهُ فَأَقْبَرَهُ
﴿٢١﴾
80/Abasa-21: Thumma amatahu faaqbarahu
Vervolgens doet Hij hem sterven en doet Hij hem begraven. (21)
ثُمَّ إِذَا شَاء أَنشَرَهُ
﴿٢٢﴾
80/Abasa-22: Thumma itha shaa ansharahu
Daarop, als Hij het wil, wekt Hij hem op. (22)
كَلَّا لَمَّا يَقْضِ مَا أَمَرَهُ
﴿٢٣﴾
80/Abasa-23: Kalla lamma yaqdi ma amarahu
Nee, hij heeft nog niet verricht wat Hij hem opdroeg. (23)
فَلْيَنظُرِ الْإِنسَانُ إِلَى طَعَامِهِ
﴿٢٤﴾
80/Abasa-24: Falyanthuri al-insanu ila taAAamihi
Laat de mens dan naar zijn voedsel kijken. (24)
أَنَّا صَبَبْنَا الْمَاء صَبًّا
﴿٢٥﴾
80/Abasa-25: Anna sababna almaa sabban
Voorwaar, Wij doen het water in stromen neerkomen. (25)
ثُمَّ شَقَقْنَا الْأَرْضَ شَقًّا
﴿٢٦﴾
80/Abasa-26: Thumma shaqaqna al-arda shaqqan
Daarna doen Wij de aarde openploegen. (26)
فَأَنبَتْنَا فِيهَا حَبًّا
﴿٢٧﴾
80/Abasa-27: Faanbatna feeha habban
Dan doen Wij daarin granen groeien. (27)
وَعِنَبًا وَقَضْبًا
﴿٢٨﴾
80/Abasa-28: WaAAinaban waqadban
En druiven en groenten. (28)
وَزَيْتُونًا وَنَخْلًا
﴿٢٩﴾
80/Abasa-29: Wazaytoonan wanakhlan
En olijfbomen on dadelpalmen. (29)
وَحَدَائِقَ غُلْبًا
﴿٣٠﴾
80/Abasa-30: Wahada-iqa ghulban
En dichtbegroeide gaarden. (30)
وَفَاكِهَةً وَأَبًّا
﴿٣١﴾
80/Abasa-31: Wafakihatan waabban
En vruchten en weidegras. (31)
مَّتَاعًا لَّكُمْ وَلِأَنْعَامِكُمْ
﴿٣٢﴾
80/Abasa-32: MataAAan lakum wali-anAAamikum
Als een voorziening voor jullie en voor jullie vee. (32)
فَإِذَا جَاءتِ الصَّاخَّةُ
﴿٣٣﴾
80/Abasa-33: Fa-itha jaati alssakhkhatu
En wanneer dan de bazuinstoot komt. (33)
يَوْمَ يَفِرُّ الْمَرْءُ مِنْ أَخِيهِ
﴿٣٤﴾
80/Abasa-34: Yawma yafirru almaro min akheehi
Op die Dag vlucht de mens van zijn broeder. (34)
وَأُمِّهِ وَأَبِيهِ
﴿٣٥﴾
80/Abasa-35: Waommihi waabeehi
En van zijn moeder en zijn vader. (35)
وَصَاحِبَتِهِ وَبَنِيهِ
﴿٣٦﴾
80/Abasa-36: Wasahibatihi wabaneehi
En van zijn vrouw en van zijn kinderen. (36)
لِكُلِّ امْرِئٍ مِّنْهُمْ يَوْمَئِذٍ شَأْنٌ يُغْنِيهِ
﴿٣٧﴾
80/Abasa-37: Likulli imri-in minhum yawma-ithin sha/nun yughneehi
Een ieder ven hen zal op die Dag een bezigheid hebben die hem genoeg is. (37)
وُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ مُّسْفِرَةٌ
﴿٣٨﴾
80/Abasa-38: Wujoohun yawma-ithin musfiratun
Gezichten (van de gelovigen) zullen op die Dag stralen. (38)
ضَاحِكَةٌ مُّسْتَبْشِرَةٌ
﴿٣٩﴾
80/Abasa-39: Dahikatun mustabshiratun
Lachend, verblijd. (39)
وَوُجُوهٌ يَوْمَئِذٍ عَلَيْهَا غَبَرَةٌ
﴿٤٠﴾
80/Abasa-40: Wawujoohun yawma-ithin AAalayha ghabaratun
En gezichten (van de ongelovigen) zullen op die Dag met stof bedekt Zijn. (40)
تَرْهَقُهَا قَتَرَةٌ
﴿٤١﴾
80/Abasa-41: Tarhaquha qataratun
En een duisternis zal hen omhullen. (41)
أُوْلَئِكَ هُمُ الْكَفَرَةُ الْفَجَرَةُ
﴿٤٢﴾
80/Abasa-42: Ola-ika humu alkafaratu alfajaratu
Zij zijn degenen die de zondige ongelovigen zijn. (42)