ثُمَّ أَنزَلَ عَلَيْكُم مِّن بَعْدِ الْغَمِّ أَمَنَةً نُّعَاسًا يَغْشَى طَآئِفَةً مِّنكُمْ وَطَآئِفَةٌ قَدْ أَهَمَّتْهُمْ أَنفُسُهُمْ يَظُنُّونَ بِاللّهِ غَيْرَ الْحَقِّ ظَنَّ الْجَاهِلِيَّةِ يَقُولُونَ هَل لَّنَا مِنَ الأَمْرِ مِن شَيْءٍ قُلْ إِنَّ الأَمْرَ كُلَّهُ لِلَّهِ يُخْفُونَ فِي أَنفُسِهِم مَّا لاَ يُبْدُونَ لَكَ يَقُولُونَ لَوْ كَانَ لَنَا مِنَ الأَمْرِ شَيْءٌ مَّا قُتِلْنَا هَاهُنَا قُل لَّوْ كُنتُمْ فِي بُيُوتِكُمْ لَبَرَزَ الَّذِينَ كُتِبَ عَلَيْهِمُ الْقَتْلُ إِلَى مَضَاجِعِهِمْ وَلِيَبْتَلِيَ اللّهُ مَا فِي صُدُورِكُمْ وَلِيُمَحَّصَ مَا فِي قُلُوبِكُمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ
﴿١٥٤﴾
Sofian S. Siregar
Toen liet Hij na de ramp een vreedzame slaap over jullie neerdalen waardoor een groep van jullie bevangen werd, en een groep maakte zichzelf bang door op onterechte wijze over Allah te denken, denkend volgens de onwetendheid, zeggend: "Hebben wij over de zaak iets te zeggen?" Zeg (O, Moehammad): "Voorwaar, de zaak behoort geheel aan Allah toe." Zij verbergen in hun zielen wat zij jou niet laten merken. Zij zeggen: "Hadden wij maar over de zaak iets te zeggen, dan zouden wij hier niet gedood worden." Zeg (O Moehammad): "Al waren jullie in jullie huizen gebleven: degenen voor wie de dood bepaald was, zouden naar hun rustplaatsen vertrokken zijn." (Dit is) opdat Allah dat wat in jullie binnensten is op de proef stelt, en opdat Hij reinigt wat in jullie harten is. En Allah is op de hoogte van het bimenste van de harten.
Fred Leemhuis
Toen liet Hij na de smart, ter bescherming slaap neerdalen over jullie waardoor een groep van jullie bevangen werd, maar een andere groep dacht in hun zelfzucht op onterechte manier over God, zoals men in de tijd van onwetendheid dacht. Zij zeiden: "Hebben wij ook enige zeggenschap?" Zeg: "God heeft de gehele zeggenschap." Zij verbergen in hun binnenste wat zij jou niet laten blijken; zij, zeggen: "Als wij ook enige zeggenschap hadden gehad, zouden wij hier niet gesneuveld zijn." Zeg: "Al waren jullie in je huizen gebleven, dan zouden toch zij voor wie het was bepaald dat zij zouden sneuvelen naar hun rustplaatsen zijn opgetrokken." [Dit gebeurt] opdat God wat in jullie binnenste is op de proef stelt en wat in jullie harten is loutert. God weet wat er binnen in de harten is.
Salomo Keyzer
Toen liet God, na de droefheid, tot verkwikking, eenigen in diepen slaap vallen. Een ander deel der uwen werd verontrust door zich zelven, terwijl zij valsche en dwaze denkbeelden van God hadden, en zeiden: zal een gedeelte van die zaak met ons gebeuren. Zeg: waarlijk, alles behoort God. Zij verbergen gedachten in hunne harten, die zij u niet openbaren, zeggende: indien een dergelijke zaak met ons gebeurd ware, wij waren hier niet geslagen geworden. Antwoordt hun: Indien gij zelfs in uwe huizen waart gebleven, dan hadden toch zij, wier dood bestemd was, naar buiten naar de plaats moeten gaan om daar te sterven. God wilde daardoor de gevoelens en gedachten uwer harten onderzoeken; want God kent het binnenste van het hart der menschen.