أَمَّا السَّفِينَةُ فَكَانَتْ لِمَسَاكِينَ يَعْمَلُونَ فِي الْبَحْرِ فَأَرَدتُّ أَنْ أَعِيبَهَا وَكَانَ وَرَاءهُم مَّلِكٌ يَأْخُذُ كُلَّ سَفِينَةٍ غَصْبًا
﴿٧٩﴾
Sofian S. Siregar
Wat betreft de boot: zij was van arme mensen, die op zee werkten, en ik wilde haar onbruikbaar maken, want na hen kwarn een koning, die elke boot met geweld zou nemen.
Salomo Keyzer
Het vaartuig behoorde aan zekere arme menschen, die hunne zaken op zee deden, en ik wilde het onbruikbaar maken, omdat er een koning achter hen was, die ieder goed schip met geweld nam.