Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١ / صفحة ١٥

Al-Baqarah 94-101, Koran - Djuz' 1 - Pagina 15

Djuz'-1, Pagina-15 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-1, Pagina-15 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-1, Pagina-15 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قُلْ إِن كَانَتْ لَكُمُ الدَّارُ الآَخِرَةُ عِندَ اللّهِ خَالِصَةً مِّن دُونِ النَّاسِ فَتَمَنَّوُاْ الْمَوْتَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٩٤﴾
2/Al-Baqarah-94: Qul in kanat lakumu alddaru al-akhiratu AAinda Allahi khalisatan min dooni alnnasi fatamannawoo almawta in kuntum sadiqeena
Zeg: "Als het Huis van het Hiernamaals zij Allah alleen maar voor jullie is, met uitzondering van de andere mensen: wenst dan de dood, als jullie waaractig zijn." (94)
وَلَن يَتَمَنَّوْهُ أَبَدًا بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالظَّالِمينَ ﴿٩٥﴾
2/Al-Baqarah-95: Walan yatamannawhu abadan bima qaddamat aydeehim waAllahu AAaleemun bialththalimeena
Maar zij zullen hem (de dood) nooit wensen, vanwege wat hun handen (aan zonden) hebben voortgebracht. En Allah kent de onrechtplegers. (95)
وَلَتَجِدَنَّهُمْ أَحْرَصَ النَّاسِ عَلَى حَيَاةٍ وَمِنَ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ يَوَدُّ أَحَدُهُمْ لَوْ يُعَمَّرُ أَلْفَ سَنَةٍ وَمَا هُوَ بِمُزَحْزِحِهِ مِنَ الْعَذَابِ أَن يُعَمَّرَ وَاللّهُ بَصِيرٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
2/Al-Baqarah-96: Walatajidannahum ahrasa alnnasi AAala hayatin wamina allatheena ashrakoo yawaddu ahaduhum law yuAAammaru alfa sanatin wama huwa bimuzahzihihi mina alAAathabi an yuAAammara waAllahu baseerun bima yaAAmaloona
En jij zult hen zeker bevinden als de mensen die het meest begerig zijn naar het (wereldse) leven, meer nog dan degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Elk van hen zou wel een leeftijd van duizend jaren gegeven willen worden. Maar hij zou daardoor niet (kunnen) vluchten voor de bestraffing, door de verlenging can zijn leeftijd. En Allah ziet toe op wat zij doen. (96)
قُلْ مَن كَانَ عَدُوًّا لِّجِبْرِيلَ فَإِنَّهُ نَزَّلَهُ عَلَى قَلْبِكَ بِإِذْنِ اللّهِ مُصَدِّقاً لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ وَهُدًى وَبُشْرَى لِلْمُؤْمِنِينَ ﴿٩٧﴾
2/Al-Baqarah-97: Qul man kana AAaduwwan lijibreela fa-innahu nazzalahu AAala qalbika bi-ithni Allahi musaddiqan lima bayna yadayhi wahudan wabushra lilmu/mineena
Zeg (O Moehammad): "Wie een vijand van Djibrîl is: voorwar, hij heeft hem (de Koran) in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging can wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen." (97)
مَن كَانَ عَدُوًّا لِّلّهِ وَمَلآئِكَتِهِ وَرُسُلِهِ وَجِبْرِيلَ وَمِيكَالَ فَإِنَّ اللّهَ عَدُوٌّ لِّلْكَافِرِينَ ﴿٩٨﴾
2/Al-Baqarah-98: Man kana AAaduwwan lillahi wamala-ikatihi warusulihi wajibreela wameekala fa-inna Allaha AAaduwwun lilkafireena
En wie een vijand van allah is en van zijn Engelen en vam zijn boodschappers en van djibril en van MIKA IL: voorwaar, Allah is een vijand van de ongelovigen. (98)
وَلَقَدْ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ وَمَا يَكْفُرُ بِهَا إِلاَّ الْفَاسِقُونَ ﴿٩٩﴾
2/Al-Baqarah-99: Walaqad anzalna ilayka ayatin bayyinatin wama yakfuru biha illa alfasiqoona
En voorzeker, wij hebben duidelijke verzen tot jou neergezonden. en Alleen de zwaar-zondigen geloven er niet in. (99)
أَوَكُلَّمَا عَاهَدُواْ عَهْداً نَّبَذَهُ فَرِيقٌ مِّنْهُم بَلْ أَكْثَرُهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٠﴾
2/Al-Baqarah-100: Awa kullama AAahadoo AAahdan nabathahu fareequn minhum bal aktharuhum la yu/minoona
Is het niet zo dat telkens wanneer zij (de ongelovigen) een verbintenis aangingen, zij die (later) van zich afwierpen? Maar de mesesten van hen geloven niet. (100)
وَلَمَّا جَاءهُمْ رَسُولٌ مِّنْ عِندِ اللّهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْ نَبَذَ فَرِيقٌ مِّنَ الَّذِينَ أُوتُواْ الْكِتَابَ كِتَابَ اللّهِ وَرَاء ظُهُورِهِمْ كَأَنَّهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿١٠١﴾
2/Al-Baqarah-101: Walamma jaahum rasoolun min AAindi Allahi musaddiqun lima maAAahum nabatha fareequn mina allatheena ootoo alkitaba kitaba Allahi waraa thuhoorihim kaannahum la yaAAlamoona
En toen er tot hen een boodschapper van allah was gekomen, bevestigend wat bij ben bevond, wierp een groep van degenen aan wie de Schrift(de taurat) gegeven was, het boek van Allah achter hun ruggen, alsof zij niet wisten. (101)