Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١ / صفحة ٤

Al-Baqarah 17-24, Koran - Djuz' 1 - Pagina 4

Djuz'-1, Pagina-4 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-1, Pagina-4 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-1, Pagina-4 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
مَثَلُهُمْ كَمَثَلِ الَّذِي اسْتَوْقَدَ نَاراً فَلَمَّا أَضَاءتْ مَا حَوْلَهُ ذَهَبَ اللّهُ بِنُورِهِمْ وَتَرَكَهُمْ فِي ظُلُمَاتٍ لاَّ يُبْصِرُونَ ﴿١٧﴾
2/Al-Baqarah-17: Mathaluhum kamathali allathee istawqada naran falamma adaat ma hawlahu thahaba Allahu binoorihim watarakahum fee thulumatin la yubsiroona
Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet. (17)
صُمٌّ بُكْمٌ عُمْيٌ فَهُمْ لاَ يَرْجِعُونَ ﴿١٨﴾
2/Al-Baqarah-18: Summun bukmun AAumyun fahum la yarjiAAoona
(Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug. (18)
أَوْ كَصَيِّبٍ مِّنَ السَّمَاء فِيهِ ظُلُمَاتٌ وَرَعْدٌ وَبَرْقٌ يَجْعَلُونَ أَصْابِعَهُمْ فِي آذَانِهِم مِّنَ الصَّوَاعِقِ حَذَرَ الْمَوْتِ واللّهُ مُحِيطٌ بِالْكافِرِينَ ﴿١٩﴾
2/Al-Baqarah-19: Aw kasayyibin mina alssama-i feehi thulumatun waraAAdun wabarqun yajAAaloona asabiAAahum fee athanihim mina alssawaAAiqi hathara almawti waAllahu muheetun bialkafireena
Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen. (19)
يَكَادُ الْبَرْقُ يَخْطَفُ أَبْصَارَهُمْ كُلَّمَا أَضَاء لَهُم مَّشَوْاْ فِيهِ وَإِذَا أَظْلَمَ عَلَيْهِمْ قَامُواْ وَلَوْ شَاء اللّهُ لَذَهَبَ بِسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ إِنَّ اللَّه عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ﴿٢٠﴾
2/Al-Baqarah-20: Yakadu albarqu yakhtafu absarahum kullama adaa lahum mashaw feehi wa-itha athlama AAalayhim qamoo walaw shaa Allahu lathahaba bisamAAihim waabsarihim inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun
Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar. Allah is Almachtig over alle zaken. (20)
يَا أَيُّهَا النَّاسُ اعْبُدُواْ رَبَّكُمُ الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ ﴿٢١﴾
2/Al-Baqarah-21: Ya ayyuha alnnasu oAAbudoo rabbakumu allathee khalaqakum waallatheena min qablikum laAAallakum tattaqoona
O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen. (21)
الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ الأَرْضَ فِرَاشاً وَالسَّمَاء بِنَاء وَأَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَخْرَجَ بِهِ مِنَ الثَّمَرَاتِ رِزْقاً لَّكُمْ فَلاَ تَجْعَلُواْ لِلّهِ أَندَاداً وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٢٢﴾
2/Al-Baqarah-22: Allathee jaAAala lakumu al-arda firashan waalssamaa binaan waanzala mina alssama-i maan faakhraja bihi mina alththamarati rizqan lakum fala tajAAaloo lillahi andadan waantum taAAlamoona
Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) wegen. (22)
وَإِن كُنتُمْ فِي رَيْبٍ مِّمَّا نَزَّلْنَا عَلَى عَبْدِنَا فَأْتُواْ بِسُورَةٍ مِّن مِّثْلِهِ وَادْعُواْ شُهَدَاءكُم مِّن دُونِ اللّهِ إِنْ كُنْتُمْ صَادِقِينَ ﴿٢٣﴾
2/Al-Baqarah-23: Wa-in kuntum fee raybin mimma nazzalna AAala AAabdina fa/too bisooratin min mithlihi waodAAoo shuhadaakum min dooni Allahi in kuntum sadiqeena
En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Moehammad), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn. (23)
فَإِن لَّمْ تَفْعَلُواْ وَلَن تَفْعَلُواْ فَاتَّقُواْ النَّارَ الَّتِي وَقُودُهَا النَّاسُ وَالْحِجَارَةُ أُعِدَّتْ لِلْكَافِرِينَ ﴿٢٤﴾
2/Al-Baqarah-24: Fa-in lam tafAAaloo walan tafAAaloo faittaqoo alnnara allatee waqooduha alnnasu waalhijaratu oAAiddat lilkafireena
Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen. (24)