Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١١ / صفحة ٢١٢

Yunus 26-33, Koran - Djuz' 11 - Pagina 212

Djuz'-11, Pagina-212 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-11, Pagina-212 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-11, Pagina-212 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
لِّلَّذِينَ أَحْسَنُواْ الْحُسْنَى وَزِيَادَةٌ وَلاَ يَرْهَقُ وُجُوهَهُمْ قَتَرٌ وَلاَ ذِلَّةٌ أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٦﴾
10/Yunus-26: Lillatheena ahsanoo alhusna waziyadatun wala yarhaqu wujoohahum qatarun wala thillatun ola-ika as-habu aljannati hum feeha khalidoona
Voor degenen die het goede verrichten is er het beste en meer. Grauwheid noch vernedering zal hun gezichten bedekken. Zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn, zij zijn daarin eeuwig levenden. (26)
وَالَّذِينَ كَسَبُواْ السَّيِّئَاتِ جَزَاء سَيِّئَةٍ بِمِثْلِهَا وَتَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ مَّا لَهُم مِّنَ اللّهِ مِنْ عَاصِمٍ كَأَنَّمَا أُغْشِيَتْ وُجُوهُهُمْ قِطَعًا مِّنَ اللَّيْلِ مُظْلِمًا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٢٧﴾
10/Yunus-27: Waallatheena kasaboo alssayyi-ati jazao sayyi-atin bimithliha watarhaquhum thillatun ma lahum mina Allahi min AAasimin kaannama oghshiyat wujoohuhum qitaAAan mina allayli muthliman ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
En degenen die slechte daden verrichten: de vergelding van de slechte daad is met het daaraan gelijke, en vernedering, bedekt hen. Er zal voor hen tegen Allah geen verdediger zijn. Het is alsof hun gezichten zijn bedekt inet stukken vaji de nacht, als een duisternis. Zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. (27)
وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُواْ مَكَانَكُمْ أَنتُمْ وَشُرَكَآؤُكُمْ فَزَيَّلْنَا بَيْنَهُمْ وَقَالَ شُرَكَآؤُهُم مَّا كُنتُمْ إِيَّانَا تَعْبُدُونَ ﴿٢٨﴾
10/Yunus-28: Wayawma nahshuruhum jameeAAan thumma naqoolu lillatheena ashrakoo makanakum antum washurakaokum fazayyalna baynahum waqala shurakaohum ma kuntum iyyana taAAbudoona
En op die Dag verzamelen Wij hen allen, vervolgerns zeggen Wij tot degenen die (aan Allah) deelgenoten toekenden: "Op jullie plaats, jullie en jullie afgoden!" Dan zullen Wij onderscheid tussen hen maken. En hun afgoden zullen zeggen: "Jullie hebben ons niet aanbeden. (28)
فَكَفَى بِاللّهِ شَهِيدًا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمْ إِن كُنَّا عَنْ عِبَادَتِكُمْ لَغَافِلِينَ ﴿٢٩﴾
10/Yunus-29: Fakafa biAllahi shaheedan baynana wabaynakum in kunna AAan AAibadatikum laghafileena
Allah is voldoende als getuige tussen ons en jullie. Voorwaar, Wij waren zeker onwetend omtrent jullie aanbidding." (29)
هُنَالِكَ تَبْلُو كُلُّ نَفْسٍ مَّا أَسْلَفَتْ وَرُدُّواْ إِلَى اللّهِ مَوْلاَهُمُ الْحَقِّ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَفْتَرُونَ ﴿٣٠﴾
10/Yunus-30: Hunalika tabloo kullu nafsin ma aslafat waruddoo ila Allahi mawlahumu alhaqqi wadalla AAanhum ma kanoo yaftaroona
Op die Dag zal iedere ziel worden beproefd met wat zij voorheen heeft gedaan en zij zullen worden teruggevoerd tot Allah, hun ware Heer, en wat zij plachten te verzinnen, zal van hen weggaan. (30)
قُلْ مَن يَرْزُقُكُم مِّنَ السَّمَاء وَالأَرْضِ أَمَّن يَمْلِكُ السَّمْعَ والأَبْصَارَ وَمَن يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَيُخْرِجُ الْمَيَّتَ مِنَ الْحَيِّ وَمَن يُدَبِّرُ الأَمْرَ فَسَيَقُولُونَ اللّهُ فَقُلْ أَفَلاَ تَتَّقُونَ ﴿٣١﴾
10/Yunus-31: Qul man yarzuqukum mina alssama-i waal-ardi amman yamliku alssamAAa waal-absara waman yukhriju alhayya mina almayyiti wayukhriju almayyita mina alhayyi waman yudabbiru al-amra fasayaqooloona Allahu faqul afala tattaqoona
Zeg: "Wie schenkt jullie voorzieningen uit de hemel en de aarde," of: "Wie heeft macht over (het scheppen van) het horen en het zien en wie brengt het levende voort uit het dode en wie brengt het dode voort uit het levende, en wie verordent het bestuur?" Zij zullen zeggen: "Allah," Zeg dan: "Zullen jullie (Allah) dan niet vrezen?" (31)
فَذَلِكُمُ اللّهُ رَبُّكُمُ الْحَقُّ فَمَاذَا بَعْدَ الْحَقِّ إِلاَّ الضَّلاَلُ فَأَنَّى تُصْرَفُونَ ﴿٣٢﴾
10/Yunus-32: Fathalikumu Allahu rabbukumu alhaqqu famatha baAAda alhaqqi illa alddalalu faanna tusrafoona
Dat is Allah, jullie ware Heer. En na de Waarheid, is er niets dan de dwaling. Hoe komt het dan dat jullie worden afgeleid? (32)
كَذَلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى الَّذِينَ فَسَقُواْ أَنَّهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿٣٣﴾
10/Yunus-33: Kathalika haqqat kalimatu rabbika AAala allatheena fasaqoo annahum la yu/minoona
Zo werd het Woord van jouw Heer tegenover degenen die verdorven handelden bewaarheid. Voorwaar. zij geloven niet. (33)