Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١١ / صفحة ٢١٨

Yunus 79-88, Koran - Djuz' 11 - Pagina 218

Djuz'-11, Pagina-218 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-11, Pagina-218 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-11, Pagina-218 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَقَالَ فِرْعَوْنُ ائْتُونِي بِكُلِّ سَاحِرٍ عَلِيمٍ ﴿٧٩﴾
10/Yunus-79: Waqala firAAawnu i/toonee bikulli sahirin AAaleemin
En Fir'aun zei: "Brengt mij alle vakkundige tovenaars." (79)
فَلَمَّا جَاء السَّحَرَةُ قَالَ لَهُم مُّوسَى أَلْقُواْ مَا أَنتُم مُّلْقُونَ ﴿٨٠﴾
10/Yunus-80: Falamma jaa alssaharatu qala lahum moosa alqoo ma antum mulqoona
Toen dan alle tovenaars waren gekomen, zei Môesa tot hen: "Werpt dat wat jullie (willen) werpen." (80)
فَلَمَّا أَلْقَواْ قَالَ مُوسَى مَا جِئْتُم بِهِ السِّحْرُ إِنَّ اللّهَ سَيُبْطِلُهُ إِنَّ اللّهَ لاَ يُصْلِحُ عَمَلَ الْمُفْسِدِينَ ﴿٨١﴾
10/Yunus-81: Falamma alqaw qala moosa ma ji/tum bihi alssihru inna Allaha sayubtiluhu inna Allaha la yuslihu AAamala almufsideena
Toen zij dan hadden geworpen, zei Môesa: "Wat jullie hebben gebracht is tovenarij, voorwaar, Allah zal het teniet doen. Voorwaar, Allah laat de werken van de verderfzaaiers niet voortbestaan." (81)
وَيُحِقُّ اللّهُ الْحَقَّ بِكَلِمَاتِهِ وَلَوْ كَرِهَ الْمُجْرِمُونَ ﴿٨٢﴾
10/Yunus-82: Wayuhiqqu Allahu alhaqqa bikalimatihi walaw kariha almujrimoona
En Allah vestigt de Waarheid met Zijn Woorden, ook al hebben de misdadigers er een afkeer van. (82)
فَمَا آمَنَ لِمُوسَى إِلاَّ ذُرِّيَّةٌ مِّن قَوْمِهِ عَلَى خَوْفٍ مِّن فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِمْ أَن يَفْتِنَهُمْ وَإِنَّ فِرْعَوْنَ لَعَالٍ فِي الأَرْضِ وَإِنَّهُ لَمِنَ الْمُسْرِفِينَ ﴿٨٣﴾
10/Yunus-83: Fama amana limoosa illa thurriyyatun min qawmihi AAala khawfin min firAAawna wamala-ihim an yaftinahum wa-inna firAAawna laAAalin fee al-ardi wa-innahu lamina almusrifeena
Toen gcloofde niemand Môesa, behalve (enkele) jongelingen van zijn volk, terwijl zij vreesden dat Fir'aun en zijn vooraanstaanden hen zouden vervolgen. En voorwaar, Fir'aun was zeker een onderdrukker in het land: en voorwaar, hij behoorde zeker tot de buitensporigen. (83)
وَقَالَ مُوسَى يَا قَوْمِ إِن كُنتُمْ آمَنتُم بِاللّهِ فَعَلَيْهِ تَوَكَّلُواْ إِن كُنتُم مُّسْلِمِينَ ﴿٨٤﴾
10/Yunus-84: Waqala moosa ya qawmi in kuntum amantum biAllahi faAAalayhi tawakkaloo in kuntum muslimeena
En Môesa zei: "O mijn volk, als jullie in Allah geloven, stelt dan jullie vertrouwen op Hem, als jullie je hebben overgegeven (aan Allah)." (84)
فَقَالُواْ عَلَى اللّهِ تَوَكَّلْنَا رَبَّنَا لاَ تَجْعَلْنَا فِتْنَةً لِّلْقَوْمِ الظَّالِمِينَ ﴿٨٥﴾
10/Yunus-85: Faqaloo AAala Allahi tawakkalna rabbana la tajAAalna fitnatan lilqawmi alththalimeena
Toen zeiden zij: "Op Allah hebben wij ons vertrouwen gesteld, Onze Hem, maak ons geen voorwerp van vervolging door het onreelhtplegende volk. (85)
وَنَجِّنَا بِرَحْمَتِكَ مِنَ الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ﴿٨٦﴾
10/Yunus-86: Wanajjina birahmatika mina alqawmi alkafireena
En red ons door Uw Barmhartigheid van het ongelovige volk." (86)
وَأَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى وَأَخِيهِ أَن تَبَوَّءَا لِقَوْمِكُمَا بِمِصْرَ بُيُوتًا وَاجْعَلُواْ بُيُوتَكُمْ قِبْلَةً وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَبَشِّرِ الْمُؤْمِنِينَ ﴿٨٧﴾
10/Yunus-87: Waawhayna ila moosa waakheehi an tabawwaa liqawmikuma bimisra buyootan waijAAaloo buyootakum qiblatan waaqeemoo alssalata wabashshiri almu/mineena
En Wij openbaarden aan Môesa en zijn broeder: "Bouwt voor jullie volk huizen in Egypte en maakt van jullie woningen gebedsbuizen en onderhoudt de shalât en verkondigt een verheugende tijding aan de gelovigen." (87)
وَقَالَ مُوسَى رَبَّنَا إِنَّكَ آتَيْتَ فِرْعَوْنَ وَمَلأهُ زِينَةً وَأَمْوَالاً فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا رَبَّنَا لِيُضِلُّواْ عَن سَبِيلِكَ رَبَّنَا اطْمِسْ عَلَى أَمْوَالِهِمْ وَاشْدُدْ عَلَى قُلُوبِهِمْ فَلاَ يُؤْمِنُواْ حَتَّى يَرَوُاْ الْعَذَابَ الأَلِيمَ ﴿٨٨﴾
10/Yunus-88: Waqala moosa rabbana innaka atayta firAAawna wamalaahu zeenatan waamwalan fee alhayati alddunya rabbana liyudilloo AAan sabeelika rabbana itmis AAala amwalihim waoshdud AAala quloobihim fala yu/minoo hatta yarawoo alAAathaba al-aleema
En Môesa zei: "Onze Heer, voorwaar, U heeft Fir'aun en zijn vooraanstaanden versieringen en bezittingen tijdens het wereldse leven gegeven. Onze Heef, daardoor hielden zij (de mensen) af van Uw Pad. O Heer, vaag hun bezittingen weg en verhardt hun harten zodat zij niet geloven totdat zij de pijnlijke bestraffing zien." (88)