Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٤ / صفحة ٢٧١

An-Nahl 35-42, Koran - Djuz' 14 - Pagina 271

Djuz'-14, Pagina-271 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-14, Pagina-271 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-14, Pagina-271 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَقَالَ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ لَوْ شَاء اللّهُ مَا عَبَدْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ نَّحْنُ وَلا آبَاؤُنَا وَلاَ حَرَّمْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ كَذَلِكَ فَعَلَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَهَلْ عَلَى الرُّسُلِ إِلاَّ الْبَلاغُ الْمُبِينُ ﴿٣٥﴾
16/An-Nahl-35: Waqala allatheena ashrakoo law shaa Allahu ma AAabadna min doonihi min shay-in nahnu wala abaona wala harramna min doonihi min shay-in kathalika faAAala allatheena min qablihim fahal AAala alrrusuli illa albalaghu almubeenu
En degenen die (Allah) deelgenoten toekenden, zeiden: "Indien Allah gewild had, hadden wij niets naast Hem aanbeden, wij noch onze vaderen, en wij zouden naast (de verboden) van Hem niets verboden hebben." Zo deden degenen vôôr hen. En de Boodschappers zijn tot niets anders verplicht dan de duidelijke verkondiging. (35)
وَلَقَدْ بَعَثْنَا فِي كُلِّ أُمَّةٍ رَّسُولاً أَنِ اعْبُدُواْ اللّهَ وَاجْتَنِبُواْ الطَّاغُوتَ فَمِنْهُم مَّنْ هَدَى اللّهُ وَمِنْهُم مَّنْ حَقَّتْ عَلَيْهِ الضَّلالَةُ فَسِيرُواْ فِي الأَرْضِ فَانظُرُواْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ ﴿٣٦﴾
16/An-Nahl-36: Walaqad baAAathna fee kulli ommatin rasoolan ani oAAbudoo Allaha waijtaniboo alttaghoota faminhum man hada Allahu waminhum man haqqat AAalayhi alddalalatu faseeroo fee al-ardi faonthuroo kayfa kana AAaqibatu almukaththibeena
En voorzeker. Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei:) "Aanbidt Allah en houdt afstand van de Thagoet." En er zijn er onder hen die Allah leidde en er zijn er die Hij tot de dwaling veroordeelde. Reist dus op de aarde rond en zie boe het einde was van de loochenaars. (36)
إِن تَحْرِصْ عَلَى هُدَاهُمْ فَإِنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي مَن يُضِلُّ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ﴿٣٧﴾
16/An-Nahl-37: In tahris AAala hudahum fa-inna Allaha la yahdee man yudillu wama lahum min nasireena
Ook al verlang jij (O Moehammad) er hevig naar hen te leiden: voorwaar, Allah leidt niet degene die Hij doet dwalen. En er zijn voor hen geen helpers. (37)
وَأَقْسَمُواْ بِاللّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لاَ يَبْعَثُ اللّهُ مَن يَمُوتُ بَلَى وَعْدًا عَلَيْهِ حَقًّا وَلكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لاَ يَعْلَمُونَ ﴿٣٨﴾
16/An-Nahl-38: Waaqsamoo biAllahi jahda aymanihim la yabAAathu Allahu man yamootu bala waAAdan AAalayhi haqqan walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
En zij zweren bij Allah hun duurste eden dat Allah degene die sterft niet zal opwekken: integendeel, het is als een belofte waar Hij Zich aan heeft verbonden, maar de meesten van hen weten het niet. (38)
لِيُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي يَخْتَلِفُونَ فِيهِ وَلِيَعْلَمَ الَّذِينَ كَفَرُواْ أَنَّهُمْ كَانُواْ كَاذِبِينَ ﴿٣٩﴾
16/An-Nahl-39: Liyubayyina lahumu allathee yakhtalifoona feehi waliyaAAlama allatheena kafaroo annahum kanoo kathibeena
(Hij zal hen opwekken) om hun dat waar zij over twistten duidelijk te mdwn en om degenen die ongelovig waren te doen weten dat zij leugenaars waren. (39)
إِنَّمَا قَوْلُنَا لِشَيْءٍ إِذَا أَرَدْنَاهُ أَن نَّقُولَ لَهُ كُن فَيَكُونُ ﴿٤٠﴾
16/An-Nahl-40: Innama qawluna lishay-in itha aradnahu an naqoola lahu kun fayakoonu
Voorwaar, Ons Woord tegen iets wat Wij willen. is dat Wij er slechts tegen zeggen: "Weese" en het is. (40)
وَالَّذِينَ هَاجَرُواْ فِي اللّهِ مِن بَعْدِ مَا ظُلِمُواْ لَنُبَوِّئَنَّهُمْ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً وَلَأَجْرُ الآخِرَةِ أَكْبَرُ لَوْ كَانُواْ يَعْلَمُونَ ﴿٤١﴾
16/An-Nahl-41: Waallatheena hajaroo fee Allahi min baAAdi ma thulimoo lanubawwi-annahum fee alddunya hasanatan walaajru al-akhirati akbaru law kanoo yaAAlamoona
En degenen die uitweken omwille van Allah nadat ben onrecht was aangedaan zullen Wij in deze wereld een goede behuizing geven, maar de beloning van het Hiernamaals zal groter zijn. Indien zij dat maar wisten! (41)
الَّذِينَ صَبَرُواْ وَعَلَى رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٤٢﴾
16/An-Nahl-42: Allatheena sabaroo waAAala rabbihim yatawakkaloona
(Zij zijn) degenen die geduldig waren en hun Heer vertrouwden. (42)