Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٦٣

Al-Furqan 33-43, Koran - Djuz' 19 - Pagina 363

Djuz'-19, Pagina-363 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-363 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-363 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلَا يَأْتُونَكَ بِمَثَلٍ إِلَّا جِئْنَاكَ بِالْحَقِّ وَأَحْسَنَ تَفْسِيرًا ﴿٣٣﴾
25/Al-Furqan-33: Wala ya/toonaka bimathalin illa ji/naka bialhaqqi waahsana tafseeran
En zij komen niet met een rare vraag tot jou, of Wij brengen jou de waarheid en een mooiere uitleg. (33)
الَّذِينَ يُحْشَرُونَ عَلَى وُجُوهِهِمْ إِلَى جَهَنَّمَ أُوْلَئِكَ شَرٌّ مَّكَانًا وَأَضَلُّ سَبِيلًا ﴿٣٤﴾
25/Al-Furqan-34: Allatheena yuhsharoona AAala wujoohihim ila jahannama ola-ika sharrun makanan waadallu sabeelan
Degenen die op hun gezichten bij de Hel verzameld zullen worden zijn degenen met de slechtste plaats en zijn het verst afgedwaald van de Weg. (34)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ وَجَعَلْنَا مَعَهُ أَخَاهُ هَارُونَ وَزِيرًا ﴿٣٥﴾
25/Al-Furqan-35: Walaqad atayna moosa alkitaba wajaAAalna maAAahu akhahu haroona wazeeran
Voorzeker, Wij hebben aan Môesa de Schrift gegeven. En Wij hebben zijn broeder Hârôen aangewezen als rechterhand. (35)
فَقُلْنَا اذْهَبَا إِلَى الْقَوْمِ الَّذِينَ كَذَّبُوا بِآيَاتِنَا فَدَمَّرْنَاهُمْ تَدْمِيرًا ﴿٣٦﴾
25/Al-Furqan-36: Faqulna ithhaba ila alqawmi allatheena kaththaboo bi-ayatina fadammarnahum tadmeeran
Toen zelden Wij: "Gaat naar het volk dat Onze Tekenen loochent," en Wij vernietigden hen met een volledige vernietiging. (36)
وَقَوْمَ نُوحٍ لَّمَّا كَذَّبُوا الرُّسُلَ أَغْرَقْنَاهُمْ وَجَعَلْنَاهُمْ لِلنَّاسِ آيَةً وَأَعْتَدْنَا لِلظَّالِمِينَ عَذَابًا أَلِيمًا ﴿٣٧﴾
25/Al-Furqan-37: Waqawma noohin lamma kaththaboo alrrusula aghraqnahum wajaAAalnahum lilnnasi ayatan waaAAtadna lilththalimeena AAathaban aleeman
En Wij verdronken het volk van Nôeh toen zij de Boodschappers loochenden. En Wij maakten hen tot een teken voor de mensheid. En Wij hebben voor de onrechtplegers een pijnlijke bestraffing voorbereid. (37)
وَعَادًا وَثَمُودَ وَأَصْحَابَ الرَّسِّ وَقُرُونًا بَيْنَ ذَلِكَ كَثِيرًا ﴿٣٨﴾
25/Al-Furqan-38: WaAAadan wathamooda waas-haba alrrassi waquroonan bayna thalika katheeran
En (Wij vernietigden de volken van de) 'Âd en Tsamôed en het volk van Rass en vele generaties daartussen. (38)
وَكُلًّا ضَرَبْنَا لَهُ الْأَمْثَالَ وَكُلًّا تَبَّرْنَا تَتْبِيرًا ﴿٣٩﴾
25/Al-Furqan-39: Wakullan darabna lahu al-amthala wakullan tabbarna tatbeeran
En voor ieder maakten Wij de gelijkenissen en eik vernietigden Wij met een volledige vernietiging. (39)
وَلَقَدْ أَتَوْا عَلَى الْقَرْيَةِ الَّتِي أُمْطِرَتْ مَطَرَ السَّوْءِ أَفَلَمْ يَكُونُوا يَرَوْنَهَا بَلْ كَانُوا لَا يَرْجُونَ نُشُورًا ﴿٤٠﴾
25/Al-Furqan-40: Walaqad ataw AAala alqaryati allatee omtirat matara alssaw-i afalam yakoonoo yarawnaha bal kanoo la yarjoona nushooran
En voorzeker, zij (de ongelovigen) kwamen voorbij de stad, waarop een slechte regen geregend had. Hebben zij dat dan niet gezien? Maar nee, zij hoopten niet tot leven gebracht te worden. (40)
وَإِذَا رَأَوْكَ إِن يَتَّخِذُونَكَ إِلَّا هُزُوًا أَهَذَا الَّذِي بَعَثَ اللَّهُ رَسُولًا ﴿٤١﴾
25/Al-Furqan-41: Wa-itha raawka in yattakhithoonaka illa huzuwan ahatha allathee baAAatha Allahu rasoolan
En wanneer Zij jou zien (O Moehammad), nemen zij jou slechts tot onderwerp van bespotting: "Is die het die Allah als Boodschapper heeft gestuurd? (41)
إِن كَادَ لَيُضِلُّنَا عَنْ آلِهَتِنَا لَوْلَا أَن صَبَرْنَا عَلَيْهَا وَسَوْفَ يَعْلَمُونَ حِينَ يَرَوْنَ الْعَذَابَ مَنْ أَضَلُّ سَبِيلًا ﴿٤٢﴾
25/Al-Furqan-42: In kada layudilluna AAan alihatina lawla an sabarna AAalayha wasawfa yaAAlamoona heena yarawna alAAathaba man adallu sabeelan
Hij had ons bijna van onze goden doen afdwalen, als wij niet geduldig met hen gebleven waren." Maar zij zullen weten, wanneer zij de bestraffing zien, wie het verst van de Weg afgedwaald is. (42)
أَرَأَيْتَ مَنِ اتَّخَذَ إِلَهَهُ هَوَاهُ أَفَأَنتَ تَكُونُ عَلَيْهِ وَكِيلًا ﴿٤٣﴾
25/Al-Furqan-43: Araayta mani ittakhatha ilahahu hawahu afaanta takoonu AAalayhi wakeelan
Heb jij degene gezien, die zijn begeerten als zijn god neemt? Zou jij een beschermer voor hem zijn? (43)