Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٠ / صفحة ٣٨٦

Al-Qasas 6-13, Koran - Djuz' 20 - Pagina 386

Djuz'-20, Pagina-386 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-20, Pagina-386 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-20, Pagina-386 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَنُمَكِّنَ لَهُمْ فِي الْأَرْضِ وَنُرِي فِرْعَوْنَ وَهَامَانَ وَجُنُودَهُمَا مِنْهُم مَّا كَانُوا يَحْذَرُونَ ﴿٦﴾
28/Al-Qasas-6: Wanumakkina lahum fee al-ardi wanuriya firAAawna wahamana wajunoodahuma minhum ma kanoo yahtharoona
En Wij vestigden hen op aarde en Wij toonden Fir'aun,. en Hâmân en hun troepen onder hen dat waar zij bevreesd voor waren. (6)
وَأَوْحَيْنَا إِلَى أُمِّ مُوسَى أَنْ أَرْضِعِيهِ فَإِذَا خِفْتِ عَلَيْهِ فَأَلْقِيهِ فِي الْيَمِّ وَلَا تَخَافِي وَلَا تَحْزَنِي إِنَّا رَادُّوهُ إِلَيْكِ وَجَاعِلُوهُ مِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٧﴾
28/Al-Qasas-7: Waawhayna ila ommi moosa an ardiAAeehi fa-itha khifti AAalayhi faalqeehi fee alyammi wala takhafee wala tahzanee inna raddoohu ilayki wajaAAiloohu mina almursaleena
En Wij inspireerden aan de moeder van Môesa: "Zoog hem", maar als jij voor hem vreest, werp hem dan in de rivier, en vrees niet en treur niet: voorwaar, Wij zullen hem bij jou terugbrengen en hem tot één van de Boodschappers maken. (7)
فَالْتَقَطَهُ آلُ فِرْعَوْنَ لِيَكُونَ لَهُمْ عَدُوًّا وَحَزَنًا إِنَّ فِرْعَوْنَ وَهَامَانَ وَجُنُودَهُمَا كَانُوا خَاطِئِينَ ﴿٨﴾
28/Al-Qasas-8: Failtaqatahu alu firAAawna liyakoona lahum AAaduwwan wahazanan inna firAAawna wahamana wajunoodahuma kanoo khati-eena
Toen pikten de mensen van Fir'aun hem op (uit de rivier), zodat hij een vijand van hen zou worden en een bron van droefenis. Voorwaar, Fir'aun, Hâmân en hun legers waren zondaren. (8)
وَقَالَتِ امْرَأَتُ فِرْعَوْنَ قُرَّتُ عَيْنٍ لِّي وَلَكَ لَا تَقْتُلُوهُ عَسَى أَن يَنفَعَنَا أَوْ نَتَّخِذَهُ وَلَدًا وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٩﴾
28/Al-Qasas-9: Waqalati imraatu firAAawna qurratu AAaynin lee walaka la taqtuloohu AAasa an yanfaAAana aw nattakhithahu waladan wahum la yashAAuroona
En de vrouw van Fir'aun zei: "Hij is een verkoeling voor mijn en jouw oog. Doodt hem niet, moge hij ons baten, of kunnen wij hem als zoon annemen," En zij beseften niet. (9)
وَأَصْبَحَ فُؤَادُ أُمِّ مُوسَى فَارِغًا إِن كَادَتْ لَتُبْدِي بِهِ لَوْلَا أَن رَّبَطْنَا عَلَى قَلْبِهَا لِتَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ ﴿١٠﴾
28/Al-Qasas-10: Waasbaha fu-adu ommi moosa farighan in kadat latubdee bihi lawla an rabatna AAala qalbiha litakoona mina almu/mineena
En het hart van de moeder van Môesa werd leeg, en zij had het (geheim) bijna onthuld, als Wij haar hart niet versterkt hadden, zodat zij tot de gelovigen behoorde. (10)
وَقَالَتْ لِأُخْتِهِ قُصِّيهِ فَبَصُرَتْ بِهِ عَن جُنُبٍ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿١١﴾
28/Al-Qasas-11: Waqalat li-okhtihi qusseehi fabasurat bihi AAan junubin wahum la yashAAuroona
En zij zei tegen zijn (Môesa) zuster: "Volg hem." En zo bekeek zij hem op een afstand, terwijl zij het niet beseften. (11)
وَحَرَّمْنَا عَلَيْهِ الْمَرَاضِعَ مِن قَبْلُ فَقَالَتْ هَلْ أَدُلُّكُمْ عَلَى أَهْلِ بَيْتٍ يَكْفُلُونَهُ لَكُمْ وَهُمْ لَهُ نَاصِحُونَ ﴿١٢﴾
28/Al-Qasas-12: Waharramna AAalayhi almaradiAAa min qablu faqalat hal adullukum AAala ahli baytin yakfuloonahu lakum wahum lahu nasihoona
En Wij hebben hem daarvóór zoogmoeders verboden. En zij (zijn zuster) zei (tegen de familie van Fir'aun): "Zal ik jullie een huisgezin wijzen dat hem voor jullie zal verzorgen en hem opvoeden?" (12)
فَرَدَدْنَاهُ إِلَى أُمِّهِ كَيْ تَقَرَّ عَيْنُهَا وَلَا تَحْزَنَ وَلِتَعْلَمَ أَنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ وَلَكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿١٣﴾
28/Al-Qasas-13: Faradadnahu ila ommihi kay taqarra AAaynuha wala tahzana walitaAAlama anna waAAda Allahi haqqun walakinna aktharahum la yaAAlamoona
Toen deden Wij hem tot zijn moeder terugkeren, opdat haar oog verkoeld werd en zij niet bedroefd was, en opdat zij wist dat de belofte van Allah waar is. Maar de meesten van hen weten niet. (13)