Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٠ / صفحة ٣٨٧

Al-Qasas 14-21, Koran - Djuz' 20 - Pagina 387

Djuz'-20, Pagina-387 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-20, Pagina-387 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-20, Pagina-387 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلَمَّا بَلَغَ أَشُدَّهُ وَاسْتَوَى آتَيْنَاهُ حُكْمًا وَعِلْمًا وَكَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ ﴿١٤﴾
28/Al-Qasas-14: Walamma balagha ashuddahu waistawa ataynahu hukman waAAilman wakathalika najzee almuhsineena
En toen hij zijn volle kracht had bereikt, en volgroeid was, gaven Wij hem wijsheid en kennis. En zo belonen Wij de weldoeners. (14)
وَدَخَلَ الْمَدِينَةَ عَلَى حِينِ غَفْلَةٍ مِّنْ أَهْلِهَا فَوَجَدَ فِيهَا رَجُلَيْنِ يَقْتَتِلَانِ هَذَا مِن شِيعَتِهِ وَهَذَا مِنْ عَدُوِّهِ فَاسْتَغَاثَهُ الَّذِي مِن شِيعَتِهِ عَلَى الَّذِي مِنْ عَدُوِّهِ فَوَكَزَهُ مُوسَى فَقَضَى عَلَيْهِ قَالَ هَذَا مِنْ عَمَلِ الشَّيْطَانِ إِنَّهُ عَدُوٌّ مُّضِلٌّ مُّبِينٌ ﴿١٥﴾
28/Al-Qasas-15: Wadakhala almadeenata AAala heeni ghaflatin min ahliha fawajada feeha rajulayni yaqtatilani hatha min sheeAAatihi wahatha min AAaduwwihi faistaghathahu allathee min sheeAAatihi AAala allathee min AAaduwwihi fawakazahu moosa faqada AAalayhi qala hatha min
En hij kwam de stad binnen op een tijd dat haar mensen onachtzaam waren, en hij vond daar twee mannen die vochten: de één van zijn groep (de Kinderen van Israël) en de ander van zijn vijanden (de mensen van Fir'aun). Daarop vroeg degene van zijn groep hem om hulp tegen degene van zijn vijand. Toen sloeg Môesa hem met zijn vuist en doodde hem (per ongeluk). Hij zei: "Dit behoort tot het werk van de Satan: voorwaar, hij is een vijand die duidelijk doet dwalen." (15)
قَالَ رَبِّ إِنِّي ظَلَمْتُ نَفْسِي فَاغْفِرْ لِي فَغَفَرَ لَهُ إِنَّهُ هُوَ الْغَفُورُ الرَّحِيمُ ﴿١٦﴾
28/Al-Qasas-16: Qala rabbi innee thalamtu nafsee faighfir lee faghafara lahu innahu huwa alghafooru alrraheemu
Hij zei: "Mijn Heer, voorwaar, ik heb mijzelf onrecht aangedaan, dus vergeef mij." Daarop vergaf Hij hem. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige. (16)
قَالَ رَبِّ بِمَا أَنْعَمْتَ عَلَيَّ فَلَنْ أَكُونَ ظَهِيرًا لِّلْمُجْرِمِينَ ﴿١٧﴾
28/Al-Qasas-17: Qala rabbi bima anAAamta AAalayya falan akoona thaheeran lilmujrimeena
Hij (Môesa) zei: "Mijn Heer, door de gunst die U mij geschonken heeft, zal ik nooit meer een helper zijn voor de misdadigers. (17)
فَأَصْبَحَ فِي الْمَدِينَةِ خَائِفًا يَتَرَقَّبُ فَإِذَا الَّذِي اسْتَنصَرَهُ بِالْأَمْسِ يَسْتَصْرِخُهُ قَالَ لَهُ مُوسَى إِنَّكَ لَغَوِيٌّ مُّبِينٌ ﴿١٨﴾
28/Al-Qasas-18: Faasbaha fee almadeenati kha-ifan yataraqqabu fa-itha allathee istansarahu bial-amsi yastasrikhuhu qala lahu moosa innaka laghawiyyun mubeenun
Toen werd hij bang in de stad en was op zijn hoede, toen daar degene was die de vorige dag om zijn hulp gevraagd had. Hij vroeg hem (opnieuw) om hulp. Môesa zei tot hem: "Voorwaar, jij bent zeker een duidelijk dwalende." (18)
فَلَمَّا أَنْ أَرَادَ أَن يَبْطِشَ بِالَّذِي هُوَ عَدُوٌّ لَّهُمَا قَالَ يَا مُوسَى أَتُرِيدُ أَن تَقْتُلَنِي كَمَا قَتَلْتَ نَفْسًا بِالْأَمْسِ إِن تُرِيدُ إِلَّا أَن تَكُونَ جَبَّارًا فِي الْأَرْضِ وَمَا تُرِيدُ أَن تَكُونَ مِنَ الْمُصْلِحِينَ ﴿١٩﴾
28/Al-Qasas-19: Falamma an arada an yabtisha biallathee huwa AAaduwwun lahuma qala ya moosa atureedu an taqtulanee kama qatalta nafsan bial-amsi in tureedu illa an takoona jabbaran fee al-ardi wama tureedu an takoona mina almusliheena
Maar toen hij (Môesa) degene wilde grijpen, die een vijand van hen beiden was, zei deze: "O Môesa, wil jij mij vermoorden, zoals jij gisteren een ziel gedood hebt? Jij wenst slechts een tiran te worden op de aarde en jij wenst niet tot de verzoeners te behoren." (19)
وَجَاء رَجُلٌ مِّنْ أَقْصَى الْمَدِينَةِ يَسْعَى قَالَ يَا مُوسَى إِنَّ الْمَلَأَ يَأْتَمِرُونَ بِكَ لِيَقْتُلُوكَ فَاخْرُجْ إِنِّي لَكَ مِنَ النَّاصِحِينَ ﴿٢٠﴾
28/Al-Qasas-20: Wajaa rajulun min aqsa almadeenati yasAAa qala ya moosa inna almalaa ya/tamiroona bika liyaqtulooka faokhruj innee laka mina alnnasiheena
En een man kwam aanrennen van het andere einde van de stad, terwijl hij riep: "De vooraanstaanden beramen een list om jou te vermoorden. Vertrek daarom: voorwaar, ik behoor tot de raadgevers voor jou." (20)
فَخَرَجَ مِنْهَا خَائِفًا يَتَرَقَّبُ قَالَ رَبِّ نَجِّنِي مِنَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ ﴿٢١﴾
28/Al-Qasas-21: Fakharaja minha kha-ifan yataraqqabu qala rabbi najjinee mina alqawmi alththalimeena
Daarom vertrok hij van daar, vrezend en op zijn hoede. Hij zei: "Mijn Heer, red mij van het onrechtvaardige volk." (21)