Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٢ / صفحة ٤٣٣

Saba 40-48, Koran - Djuz' 22 - Pagina 433

Djuz'-22, Pagina-433 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-22, Pagina-433 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-22, Pagina-433 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَيَوْمَ يَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ يَقُولُ لِلْمَلَائِكَةِ أَهَؤُلَاء إِيَّاكُمْ كَانُوا يَعْبُدُونَ ﴿٤٠﴾
34/Saba-40: Wayawma yahshuruhum jameeAAan thumma yaqoolu lilmala-ikati ahaola-i iyyakum kanoo yaAAbudoona
En (gedenkt) de Dag dat Hij hen allen verzamelt en dan tot de Engelen zegt: "Waren zij degenen die jullie plachten te aanbidden?" (40)
قَالُوا سُبْحَانَكَ أَنتَ وَلِيُّنَا مِن دُونِهِم بَلْ كَانُوا يَعْبُدُونَ الْجِنَّ أَكْثَرُهُم بِهِم مُّؤْمِنُونَ ﴿٤١﴾
34/Saba-41: Qaloo subhanaka anta waliyyuna min doonihim bal kanoo yaAAbudoona aljinna aktharuhum bihim mu/minoona
Zij zullen zeggen: "Heilig bent U, U bent onze Beschermer, niet zij. Zij plachten zelfs de Djinn's (de Satan) te aanbidden, de meesten van hen geloofden hem." (41)
فَالْيَوْمَ لَا يَمْلِكُ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ نَّفْعًا وَلَا ضَرًّا وَنَقُولُ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا ذُوقُوا عَذَابَ النَّارِ الَّتِي كُنتُم بِهَا تُكَذِّبُونَ ﴿٤٢﴾
34/Saba-42: Faalyawma la yamliku baAAdukum libaAAdin nafAAan wala darran wanaqoolu lillatheena thalamoo thooqoo AAathaba alnnari allatee kuntum biha tukaththiboona
Op deze Dag zijn jullie niet bij machte om elkaar van nut te zijn en niet om elkaar schade te berokkenen, en Wij zullen zeggen tot degenen die onrecht pleegden: "Proeft de bestraffing van de Hel die jullie plachten te loochenen." (42)
وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ قَالُوا مَا هَذَا إِلَّا رَجُلٌ يُرِيدُ أَن يَصُدَّكُمْ عَمَّا كَانَ يَعْبُدُ آبَاؤُكُمْ وَقَالُوا مَا هَذَا إِلَّا إِفْكٌ مُّفْتَرًى وَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُوا لِلْحَقِّ لَمَّا جَاءهُمْ إِنْ هَذَا إِلَّا سِحْرٌ مُّبِينٌ ﴿٤٣﴾
34/Saba-43: Wa-itha tutla AAalayhim ayatuna bayyinatin qaloo ma hatha illa rajulun yureedu an yasuddakum AAamma kana yaAAbudu abaokum waqaloo ma hatha illa ifkun muftaran waqala allatheena kafaroo lilhaqqi lamma jaahum in hatha illa sihrun mubeenun
En als Onze duidelijke Verzen aan hen worden voorgedragen, zeggen zij: "Dit is niets anders dan een man die jullie wil affhouden van wat jullie vaderen plachten te aanbidden." En zij zeggen: "Dit is niets anders dan een verzonnen lcugen." En degenen die ongelovig zijn, zeiden over de Waarheid toen deze tot hen kwam: "Dit is niets anders dan duidelijke tovenarij." (43)
وَمَا آتَيْنَاهُم مِّن كُتُبٍ يَدْرُسُونَهَا وَمَا أَرْسَلْنَا إِلَيْهِمْ قَبْلَكَ مِن نَّذِيرٍ ﴿٤٤﴾
34/Saba-44: Wama ataynahum min kutubin yadrusoonaha wama arsalna ilayhim qablaka min natheerin
En Wij hebben ben geen boeken gegeven die zij bestudeerden. En Wij hebben vóór jou geen waarschuwer tot hen gezonden. (44)
وَكَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ وَمَا بَلَغُوا مِعْشَارَ مَا آتَيْنَاهُمْ فَكَذَّبُوا رُسُلِي فَكَيْفَ كَانَ نَكِيرِ ﴿٤٥﴾
34/Saba-45: Wakaththaba allatheena min qablihim wama balaghoo miAAshara ma ataynahum fakaththaboo rusulee fakayfa kana nakeeri
En degenen vóór hen loochenden terwijl zij (de ongelovigen) nog geen tiende hadden bereikt van wat Wij hun (de nlachtige volkeren) hadden gegeven. En zij loochenden Mijn Boodschappers. En hoe (verschrikkelijk) was toen Mijn afschuw! (45)
قُلْ إِنَّمَا أَعِظُكُم بِوَاحِدَةٍ أَن تَقُومُوا لِلَّهِ مَثْنَى وَفُرَادَى ثُمَّ تَتَفَكَّرُوا مَا بِصَاحِبِكُم مِّن جِنَّةٍ إِنْ هُوَ إِلَّا نَذِيرٌ لَّكُم بَيْنَ يَدَيْ عَذَابٍ شَدِيدٍ ﴿٤٦﴾
34/Saba-46: Qul innama aAAithukum biwahidatin an taqoomoo lillahi mathna wafurada thumma tatafakkaroo ma bisahibikum min jinnatin in huwa illa natheerun lakum bayna yaday AAathabin shadeedin
Zeg: "Voorwaar, ik vermaan jullie tot slechts één ding: dat jullie je gelweeën of alleen voor Allah opstellen en dan nadenken." Jullie metgezel (Moehammad) is niet bezeten; hij is slechts een waarschuwer voor jullie, voor een harde bestraffing. (46)
قُلْ مَا سَأَلْتُكُم مِّنْ أَجْرٍ فَهُوَ لَكُمْ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى اللَّهِ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ ﴿٤٧﴾
34/Saba-47: Qul ma saaltukum min ajrin fahuwa lakum in ajriya illa AAala Allahi wahuwa AAala kulli shay-in shaheedun
Zeg: "Ik heb jullie niet om een beloning gevraagd; die is voor jullie zelf Mijn beloning is slechts bij Allah en Hij is Getuige over alle zaken." (47)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَقْذِفُ بِالْحَقِّ عَلَّامُ الْغُيُوبِ ﴿٤٨﴾
34/Saba-48: Qul inna rabbee yaqthifu bialhaqqi AAallamu alghuyoobi
Zeg: "Mijn Heer openbaart de Waarheid. Hij is de Kenner van het onwaarneembare." (48)