Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٢ / صفحة ٤٣٢

Saba 32-39, Koran - Djuz' 22 - Pagina 432

Djuz'-22, Pagina-432 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-22, Pagina-432 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-22, Pagina-432 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالَ الَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا لِلَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا أَنَحْنُ صَدَدْنَاكُمْ عَنِ الْهُدَى بَعْدَ إِذْ جَاءكُم بَلْ كُنتُم مُّجْرِمِينَ ﴿٣٢﴾
34/Saba-32: Qala allatheena istakbaroo lillatheena istudAAifoo anahnu sadadnakum AAani alhuda baAAda ith jaakum bal kuntum mujrimeena
Degenen die hoogmoedig waren, zullen tot degenen die volgelingen waren zeggen: "Waren wij het die jullie hebben afgehouden van de rechte Leiding, nadat deze tot jullie was gekomen? Nee! Jullie waren de misdadigers." (32)
وَقَالَ الَّذِينَ اسْتُضْعِفُوا لِلَّذِينَ اسْتَكْبَرُوا بَلْ مَكْرُ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ إِذْ تَأْمُرُونَنَا أَن نَّكْفُرَ بِاللَّهِ وَنَجْعَلَ لَهُ أَندَادًا وَأَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَأَوُا الْعَذَابَ وَجَعَلْنَا الْأَغْلَالَ فِي أَعْنَاقِ الَّذِينَ كَفَرُوا هَلْ يُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ ﴿٣٣﴾
34/Saba-33: Waqala allatheena istudAAifoo lillatheena istakbaroo bal makru allayli waalnnahari ith ta/muroonana an nakfura biAllahi wanajAAala lahu andadan waasarroo alnnadamata lamma raawoo alAAathaba wajaAAalna al-aghlala fee aAAnaqi allatheena kafaroo hal yujzawna
En degenen die volgengen waren, zuilen tot degenen die hoogmoedig weren zeggen: "Het was zelfs (jullie) list gedurende de nacht en de dag, toen jullie ons opriepen om niet in Allah te geloven en om naast Hem afgoden toe te kennen." En zij zullen de spijt verbergen wanneer zij de bestraffing zien en Wij ketenen om de nekken van degenen die ongelovig waren leggen. Zij worden slechts vergolden voor wat zij plachten te doen. (33)
وَمَا أَرْسَلْنَا فِي قَرْيَةٍ مِّن نَّذِيرٍ إِلَّا قَالَ مُتْرَفُوهَا إِنَّا بِمَا أُرْسِلْتُم بِهِ كَافِرُونَ ﴿٣٤﴾
34/Saba-34: Wama arsalna fee qaryatin min natheerin illa qala mutrafooha inna bima orsiltum bihi kafiroona
En Wij zonden geen waarschuwer naar een stad, of degenen die daarin in weelde leefden zeiden: "Voorwaar, wij geloven niet in wat jullie mee zijn gezonden." (34)
وَقَالُوا نَحْنُ أَكْثَرُ أَمْوَالًا وَأَوْلَادًا وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٣٥﴾
34/Saba-35: Waqaloo nahnu aktharu amwalan waawladan wama nahnu bimuAAaththabeena
En zij zeiden: "Wij hebben meer bezittingen en kinderen en wij zullen niet worden bestraft." (35)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاء وَيَقْدِرُ وَلَكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٦﴾
34/Saba-36: Qul inna rabbee yabsutu alrrizqa liman yashao wayaqdiru walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
Zeg: "Voorwaar, mijn Heer verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil en Hij beperkt, maar de meeste mensen weten het niet." (36)
وَمَا أَمْوَالُكُمْ وَلَا أَوْلَادُكُم بِالَّتِي تُقَرِّبُكُمْ عِندَنَا زُلْفَى إِلَّا مَنْ آمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا فَأُوْلَئِكَ لَهُمْ جَزَاء الضِّعْفِ بِمَا عَمِلُوا وَهُمْ فِي الْغُرُفَاتِ آمِنُونَ ﴿٣٧﴾
34/Saba-37: Wama amwalukum wala awladukum biallatee tuqarribukum AAindana zulfa illa man amana waAAamila salihan faola-ika lahum jazao alddiAAfi bima AAamiloo wahum fee alghurufati aminoona
En noch jullie bezittingen, noch jullie kinderen zijn het die jullie dichter bij Ons brengen, maar wie gelooft en goede werken verricht: zij zijn degenen voor wie er een veelvoudige beloning is voor wat zij gedaan hebben, en zij zulten in de verblijfplaatsen veilig zijn. (37)
وَالَّذِينَ يَسْعَوْنَ فِي آيَاتِنَا مُعَاجِزِينَ أُوْلَئِكَ فِي الْعَذَابِ مُحْضَرُونَ ﴿٣٨﴾
34/Saba-38: Waallatheena yasAAawna fee ayatina muAAajizeena ola-ika fee alAAathabi muhdaroona
En degenen die ernaar streven om Onze Tekenen te ondkrachten; zij zijn degenen die voor de bestraffing voorgeleid zullen worden. (38)
قُلْ إِنَّ رَبِّي يَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ وَيَقْدِرُ لَهُ وَمَا أَنفَقْتُم مِّن شَيْءٍ فَهُوَ يُخْلِفُهُ وَهُوَ خَيْرُ الرَّازِقِينَ ﴿٣٩﴾
34/Saba-39: Qul inna rabbee yabsutu alrrizqa liman yashao min AAibadihi wayaqdiru lahu wama anfaqtum min shay-in fahuwa yukhlifuhu wahuwa khayru alrraziqeena
Zeg: "Voorwaar, mijn Heer verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren en Hij beperkt voor hen. En wat jullie ook aan bijdragen uitgeven; Hij zal het vergoeden. En Hij is de Beste der Voorzieners." (39)