Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٤ / صفحة ٤٦٩

Ghafir 17-25, Koran - Djuz' 24 - Pagina 469

Djuz'-24, Pagina-469 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-24, Pagina-469 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-24, Pagina-469 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
الْيَوْمَ تُجْزَى كُلُّ نَفْسٍ بِمَا كَسَبَتْ لَا ظُلْمَ الْيَوْمَ إِنَّ اللَّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ﴿١٧﴾
40/Ghafir-17: Alyawma tujza kullu nafsin bima kasabat la thulma alyawma inna Allaha sareeAAu alhisabi
Op die Dag zal iedere ziel vergolden worden voor wat zij heeft verricht. Op die Dag is er geen onrecht. Voorwaar, Allah is snel in de afrekening. (17)
وَأَنذِرْهُمْ يَوْمَ الْآزِفَةِ إِذِ الْقُلُوبُ لَدَى الْحَنَاجِرِ كَاظِمِينَ مَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ حَمِيمٍ وَلَا شَفِيعٍ يُطَاعُ ﴿١٨﴾
40/Ghafir-18: Waanthirhum yawma al-azifati ithi alquloobu lada alhanajiri kathimeena ma lilththalimeena min hameemin wala shafeeAAin yutaAAu
Waarschuw hen (O Moehammad) voor de Dag der Opstanding waarop de harten treurig in de kelen blijven steken. Voor de onrechtvaardigen is er geen boezemvriend en geen voorspreker die wordt gehoord. (18)
يَعْلَمُ خَائِنَةَ الْأَعْيُنِ وَمَا تُخْفِي الصُّدُورُ ﴿١٩﴾
40/Ghafir-19: YaAAlamu kha-inata al-aAAyuni wama tukhfee alssudooru
Hij (Allah) kent het verraad van de ogen en wat de harten verbergen. (19)
وَاللَّهُ يَقْضِي بِالْحَقِّ وَالَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِهِ لَا يَقْضُونَ بِشَيْءٍ إِنَّ اللَّهَ هُوَ السَّمِيعُ الْبَصِيرُ ﴿٢٠﴾
40/Ghafir-20: WaAllahu yaqdee bialhaqqi waallatheena yadAAoona min doonihi la yaqdoona bishay-in inna Allaha huwa alssameeAAu albaseeru
En Allah oordeelt volgens de Waarheid, en degenen die zij naast Hem (deelgenoten) aanroepen oordelen nergens over: voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend. (20)
أَوَ لَمْ يَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَيَنظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِينَ كَانُوا مِن قَبْلِهِمْ كَانُوا هُمْ أَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةً وَآثَارًا فِي الْأَرْضِ فَأَخَذَهُمُ اللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ وَمَا كَانَ لَهُم مِّنَ اللَّهِ مِن وَاقٍ ﴿٢١﴾
40/Ghafir-21: Awa lam yaseeroo fee al-ardi fayanthuroo kayfa kana AAaqibatu allatheena kanoo min qablihim kanoo hum ashadda minhum quwwatan waatharan fee al-ardi faakhathahumu Allahu bithunoobihim wama kana lahum mina Allahi min waqin
Reizen zij niet op de aarde zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar Allah greep hen wegens hun zonden en er was voor hen geen beschermer tegen Allah. (21)
ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانَت تَّأْتِيهِمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَكَفَرُوا فَأَخَذَهُمُ اللَّهُ إِنَّهُ قَوِيٌّ شَدِيدُ الْعِقَابِ ﴿٢٢﴾
40/Ghafir-22: Thalika bi-annahum kanat ta/teehim rusuluhum bialbayyinati fakafaroo faakhathahumu Allahu innahu qawiyyun shadeedu alAAiqabi
Dat was omdat hun Boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij waren ongelovigen, waarop Allah hen greep. Voorwaar, Hij is Sterk, hard in de bestraffing. (22)
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَى بِآيَاتِنَا وَسُلْطَانٍ مُّبِينٍ ﴿٢٣﴾
40/Ghafir-23: Walaqad arsalna moosa bi-ayatina wasultanin mubeenin
En voorzeker, Wij hebben Môesa met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden. (23)
إِلَى فِرْعَوْنَ وَهَامَانَ وَقَارُونَ فَقَالُوا سَاحِرٌ كَذَّابٌ ﴿٢٤﴾
40/Ghafir-24: Ila firAAawna wahamana waqaroona faqaloo sahirun kaththabun
Naar Fir'aun en Hâmân en Qârôen en zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, een leugenaar." (24)
فَلَمَّا جَاءهُم بِالْحَقِّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا اقْتُلُوا أَبْنَاء الَّذِينَ آمَنُوا مَعَهُ وَاسْتَحْيُوا نِسَاءهُمْ وَمَا كَيْدُ الْكَافِرِينَ إِلَّا فِي ضَلَالٍ ﴿٢٥﴾
40/Ghafir-25: Falamma jaahum bialhaqqi min AAindina qaloo oqtuloo abnaa allatheena amanoo maAAahu waistahyoo nisaahum wama kaydu alkafireena illa fee dalalin
Toen hij dan lot hen kwam met de Waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: "Doodt de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven." Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken. (25)