Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٢٧ / صفحة ٥٢٦

An-Najm 1-26, Koran - Djuz' 27 - Pagina 526

Djuz'-27, Pagina-526 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-27, Pagina-526 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-27, Pagina-526 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  

سورة الـنحـم

Soera An-Najm

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

وَالنَّجْمِ إِذَا هَوَى ﴿١﴾
53/An-Najm-1: Waalnnajmi itha hawa
Bij de ster wanneer zij valt. (1)
مَا ضَلَّ صَاحِبُكُمْ وَمَا غَوَى ﴿٢﴾
53/An-Najm-2: Ma dalla sahibukum wama ghawa
Jullie metgezel (de Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid. (2)
وَمَا يَنطِقُ عَنِ الْهَوَى ﴿٣﴾
53/An-Najm-3: Wama yantiqu AAani alhawa
En hij spreekt niet uit begeerte. (3)
إِنْ هُوَ إِلَّا وَحْيٌ يُوحَى ﴿٤﴾
53/An-Najm-4: In huwa illa wahyun yooha
Het is niets anders dan een Openbaring die aan hem geopenbaard is. (4)
عَلَّمَهُ شَدِيدُ الْقُوَى ﴿٥﴾
53/An-Najm-5: AAallamahu shadeedu alquwa
Een machtige in kracht (Djibrîl) onderwees hem. (5)
ذُو مِرَّةٍ فَاسْتَوَى ﴿٦﴾
53/An-Najm-6: Thoo mirratin faistawa
Een bezitter van wijsheid, en hij (Djibrîl) verscheen (in zijn aardse vorm). (6)
وَهُوَ بِالْأُفُقِ الْأَعْلَى ﴿٧﴾
53/An-Najm-7: Wahuwa bial-ofuqi al-aAAla
En hij bevond zich aan de hoogste horizon. (7)
ثُمَّ دَنَا فَتَدَلَّى ﴿٨﴾
53/An-Najm-8: Thumma dana fatadalla
Daarna naderde hij en daalde neer. (8)
فَكَانَ قَابَ قَوْسَيْنِ أَوْ أَدْنَى ﴿٩﴾
53/An-Najm-9: Fakana qaba qawsayni aw adna
Zodat hij zich op een afstand van twee booglengten (van Moehammad) bevond, of dichterbij. (9)
فَأَوْحَى إِلَى عَبْدِهِ مَا أَوْحَى ﴿١٠﴾
53/An-Najm-10: Faawha ila AAabdihi ma awha
Toen openbaarde Hij aan Zijn dienaar wat Hij openbaarde. (10)
مَا كَذَبَ الْفُؤَادُ مَا رَأَى ﴿١١﴾
53/An-Najm-11: Ma kathaba alfu-adu ma raa
Het hart (van de Profeet) loog niet over wat het zag. (11)
أَفَتُمَارُونَهُ عَلَى مَا يَرَى ﴿١٢﴾
53/An-Najm-12: Afatumaroonahu AAala ma yara
Willen jullie (veelgodenaanbidders) dan redetwisten over wat hij zag? (12)
وَلَقَدْ رَآهُ نَزْلَةً أُخْرَى ﴿١٣﴾
53/An-Najm-13: Walaqad raahu nazlatan okhra
En voorzeker, hij (Moehammad) heeft hem (Djibrîl) bij een andere neerdaling gezien. (13)
عِندَ سِدْرَةِ الْمُنْتَهَى ﴿١٤﴾
53/An-Najm-14: AAinda sidrati almuntaha
Bij Sidratilmoentaha. (14)
عِندَهَا جَنَّةُ الْمَأْوَى ﴿١٥﴾
53/An-Najm-15: AAindaha jannatu alma/wa
Daarbij is de Tuin van de Verblijfplaats (het Paradijs). (15)
إِذْ يَغْشَى السِّدْرَةَ مَا يَغْشَى ﴿١٦﴾
53/An-Najm-16: Ith yaghsha alssidrata ma yaghsha
Toen de Sidrah omhuld werd door wat hem omhulde. (16)
مَا زَاغَ الْبَصَرُ وَمَا طَغَى ﴿١٧﴾
53/An-Najm-17: Ma zagha albasaru wama tagha
Zijn blik week niet en dwaalde niet. (17)
لَقَدْ رَأَى مِنْ آيَاتِ رَبِّهِ الْكُبْرَى ﴿١٨﴾
53/An-Najm-18: Laqad raa min ayati rabbihi alkubra
Voorzeker, hij heeft de grote Tekenen van zijn Heer gezien. (18)
أَفَرَأَيْتُمُ اللَّاتَ وَالْعُزَّى ﴿١٩﴾
53/An-Najm-19: Afaraaytumu allata waalAAuzza
Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al Lâta en al 'Oezza? (19)
وَمَنَاةَ الثَّالِثَةَ الْأُخْرَى ﴿٢٠﴾
53/An-Najm-20: Wamanata alththalithata al-okhra
En al Manât, de andere, de derde? (20)
أَلَكُمُ الذَّكَرُ وَلَهُ الْأُنثَى ﴿٢١﴾
53/An-Najm-21: Alakumu alththakaru walahu al-ontha
Zijn voor jullie de mannen en voor Hem de vrouwen? (21)
تِلْكَ إِذًا قِسْمَةٌ ضِيزَى ﴿٢٢﴾
53/An-Najm-22: Tilka ithan qismatun deeza
Dat zou een oneerlijke verdeling zijn. (22)
إِنْ هِيَ إِلَّا أَسْمَاء سَمَّيْتُمُوهَا أَنتُمْ وَآبَاؤُكُم مَّا أَنزَلَ اللَّهُ بِهَا مِن سُلْطَانٍ إِن يَتَّبِعُونَ إِلَّا الظَّنَّ وَمَا تَهْوَى الْأَنفُسُ وَلَقَدْ جَاءهُم مِّن رَّبِّهِمُ الْهُدَى ﴿٢٣﴾
53/An-Najm-23: In hiya illa asmaon sammaytumooha antum waabaokum ma anzala Allahu biha min sultanin in yattabiAAoona illa alththanna wama tahwa al-anfusu walaqad jaahum min rabbihimu alhuda
Het zijn alleen maar namen die jullie hebben verzonnen, jullie en jullie vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs neergezonden. Zij volgen niets dan vermoedens en wat de zielen begeren. Voorzeker, er is tot hen van hun Heer de Leiding gekomen. (23)
أَمْ لِلْإِنسَانِ مَا تَمَنَّى ﴿٢٤﴾
53/An-Najm-24: Am lil-insani ma tamanna
Krijgt de mens (alles) wat hij verlangt? (24)
فَلِلَّهِ الْآخِرَةُ وَالْأُولَى ﴿٢٥﴾
53/An-Najm-25: Falillahi al-akhiratu waal-oola
Aan Allah behoort het laatste (en het Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven). (25)
وَكَم مِّن مَّلَكٍ فِي السَّمَاوَاتِ لَا تُغْنِي شَفَاعَتُهُمْ شَيْئًا إِلَّا مِن بَعْدِ أَن يَأْذَنَ اللَّهُ لِمَن يَشَاء وَيَرْضَى ﴿٢٦﴾
53/An-Najm-26: Wakam min malakin fee alssamawati la tughnee shafaAAatuhum shay-an illa min baAAdi an ya/thana Allahu liman yashao wayarda
En hoeveel Engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor wie Hij wil en voor wie Hem behaagt? (26)