Nuh 11-28, Koran - Djuz' 29 - Pagina 571

71/Nuh-11: Yursili alssamaa AAalaykum midraran
Hij zal dan overvloedige regens uit de hemel over jullie neerzenden. (11)

71/Nuh-12: Wayumdidkum bi-amwalin wabaneena wayajAAal lakum jannatin wayajAAal lakum anharan
En jullie bezittingen en kinderen vermeerderen en Hij zal jullie tuinen schenken en Hij zal jullie rivieren schenken. (12)

71/Nuh-13: Ma lakum la tarjoona lillahi waqaran
Wat is er met jullie, dat jullie de Grootheid van Allah niet vrezen? (13)

71/Nuh-14: Waqad khalaqakum atwaran
Terwijl Hij jullie waarlijk in fasen heeft geschapen? (14)

71/Nuh-15: Alam taraw kayfa khalaqa Allahu sabAAa samawatin tibaqan
Zien jullie niet hoe Allah de zeven hemelen in lagen heeft geschapen? (15)

71/Nuh-16: WajaAAala alqamara feehinna nooran wajaAAala alshshamsa sirajan
En Hij heeft daarin de maan geplaatst als een licht en de zon als een lamp. (16)

71/Nuh-17: WaAllahu anbatakum mina al-ardi nabatan
En Allah heeft jullie als schepselen voortgebracht uit de aarde. (17)

71/Nuh-18: Thumma yuAAeedukum feeha wayukhrijukum ikhrajan
Daarna keert Hij jullie in haar terug en brengt Hij jullie weer tevoorschijn. (18)

71/Nuh-19: WaAllahu jaAAala lakumu al-arda bisatan
En Allah heeft voor jullie de aarde als een tapijt uitgespreid. (19)

71/Nuh-20: Litaslukoo minha subulan fijajan
Opdat jullie haar over brede wegen bereizen." (20)

71/Nuh-21: Qala noohun rabbi innahum AAasawnee waittabaAAoo man lam yazidhu maluhu wawaladuhu illa khasaran
Nôeh zei: "Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en zij volgen degene wiens bezit en kinderen voor hen slechts verlies vermeerdert. (21)

71/Nuh-22: Wamakaroo makran kubbaran
En zij beraamden een grote list. (22)

71/Nuh-23: Waqaloo la tatharunna alihatakum wala tatharunna waddan wala suwaAAan wala yaghootha wayaAAooqa wanasran
En zij zeiden: "Verlaat jullie goden niet en verlaat Wadd niet, en niet Soewâ'a, en niet Yaghôets en Ya'ôeq en Nasr." (23)

71/Nuh-24: Waqad adalloo katheeran wala tazidi alththalimeena illa dalalan
En waarlijk, zij deden velen dwalen. En (O Allah) doe voor de onrechtplegers slechts de dwaling toenemen." (24)

71/Nuh-25: Mimma khatee-atihim oghriqoo faodkhiloo naran falam yajidoo lahum min dooni Allahi ansaran
Vanwege hun zonden werden zij verdronken en daarna in de Hel gevoerd. En zij vonden buiten Allah om voor zich geen helpers. (25)

71/Nuh-26: Waqala noohun rabbi la tathar AAala al-ardi mina alkafireena dayyaran
En Nôeh zei: "Mijn Heer, laat op de aarde geen enkele ongelovige in leven. (26)

71/Nuh-27: Innaka in tatharhum yudilloo AAibadaka wala yalidoo illa fajiran kaffaran
Voorwaar, als U hen (in leven) laat, zullen zij Uw dienaren doen dwalen en zij brengen niets voort dan losbandige ongelovigen. (27)

71/Nuh-28: Rabbi ighfir lee waliwalidayya waliman dakhala baytiya mu/minan walilmu/mineena waalmu/minati wala tazidi alththalimeena illa tabaran
Mijn Heer, vergeef mij en mijn ouders en wie mijn huis binnentreedt als gelovige, en de gelovige mannen en de gelovige vrouwen. En doe voor de onrechtplegers slechts de vernietiging toenemen." (28)