Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٣٠ / صفحة ٥٩٤

Koran - Djuz' 30 - Pagina 594 (Al-Fajr 24-30, Al-Balad 1-20)

Djuz'-30, Pagina-594 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-30, Pagina-594 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-30, Pagina-594 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
يَقُولُ يَا لَيْتَنِي قَدَّمْتُ لِحَيَاتِي ﴿٢٤﴾
فَيَوْمَئِذٍ لَّا يُعَذِّبُ عَذَابَهُ أَحَدٌ ﴿٢٥﴾
وَلَا يُوثِقُ وَثَاقَهُ أَحَدٌ ﴿٢٦﴾
يَا أَيَّتُهَا النَّفْسُ الْمُطْمَئِنَّةُ ﴿٢٧﴾
ارْجِعِي إِلَى رَبِّكِ رَاضِيَةً مَّرْضِيَّةً ﴿٢٨﴾
فَادْخُلِي فِي عِبَادِي ﴿٢٩﴾
وَادْخُلِي جَنَّتِي ﴿٣٠﴾

سورة الـبلد

لَا أُقْسِمُ بِهَذَا الْبَلَدِ ﴿١﴾
وَأَنتَ حِلٌّ بِهَذَا الْبَلَدِ ﴿٢﴾
وَوَالِدٍ وَمَا وَلَدَ ﴿٣﴾
لَقَدْ خَلَقْنَا الْإِنسَانَ فِي كَبَدٍ ﴿٤﴾
أَيَحْسَبُ أَن لَّن يَقْدِرَ عَلَيْهِ أَحَدٌ ﴿٥﴾
يَقُولُ أَهْلَكْتُ مَالًا لُّبَدًا ﴿٦﴾
أَيَحْسَبُ أَن لَّمْ يَرَهُ أَحَدٌ ﴿٧﴾
أَلَمْ نَجْعَل لَّهُ عَيْنَيْنِ ﴿٨﴾
وَلِسَانًا وَشَفَتَيْنِ ﴿٩﴾
وَهَدَيْنَاهُ النَّجْدَيْنِ ﴿١٠﴾
فَلَا اقْتَحَمَ الْعَقَبَةَ ﴿١١﴾
وَمَا أَدْرَاكَ مَا الْعَقَبَةُ ﴿١٢﴾
فَكُّ رَقَبَةٍ ﴿١٣﴾
أَوْ إِطْعَامٌ فِي يَوْمٍ ذِي مَسْغَبَةٍ ﴿١٤﴾
يَتِيمًا ذَا مَقْرَبَةٍ ﴿١٥﴾
أَوْ مِسْكِينًا ذَا مَتْرَبَةٍ ﴿١٦﴾
ثُمَّ كَانَ مِنَ الَّذِينَ آمَنُوا وَتَوَاصَوْا بِالصَّبْرِ وَتَوَاصَوْا بِالْمَرْحَمَةِ ﴿١٧﴾
أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ ﴿١٨﴾
وَالَّذِينَ كَفَرُوا بِآيَاتِنَا هُمْ أَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ ﴿١٩﴾
عَلَيْهِمْ نَارٌ مُّؤْصَدَةٌ ﴿٢٠﴾
89/Al-Fajr-24: Yaqoolu ya laytanee qaddamtu lihayatee
Hij zegt: "Wee, had ik maar goede (daden) verricht tijdens mijn leven." (24)
89/Al-Fajr-25: Fayawma-ithin la yuAAaththibu AAathabahu ahadun
Maar op die Dag is er niemand die straft zoals Hij. (25)
89/Al-Fajr-26: Wala yoothiqu wathaqahu ahadun
En niemand knevelt zoals Hij knevelt. (26)
89/Al-Fajr-27: Ya ayyatuha alnnafsu almutma-innatu
O tot rust gekomen ziel! (27)
89/Al-Fajr-28: IrjiAAee ila rabbiki radiyatan mardiyyatan
Keer terug tot jouw Heer, behaagd en welbehaagd (ontvangen door Hem). (28)
89/Al-Fajr-29: Faodkhulee fee AAibadee
En treed binnen onder Mijn dienaren. (29)
89/Al-Fajr-30: Waodkhulee jannatee
En treed binnen in Mijn Paradijs. (30)

Soera Al-Balad

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

90/Al-Balad-1: La oqsimu bihatha albaladi
Ik zweer bij deze stad (Mekka). (1)
90/Al-Balad-2: Waanta hillun bihatha albaladi
En jij (Mohammed) bent een bewoner van deze stad. (2)
90/Al-Balad-3: Wawalidin wama walada
En bij de vader (Adam) en wat hij verwekte. (3)
90/Al-Balad-4: Laqad khalaqna al-insana fee kabadin
Voorzeker, Wij hebben de mens tot gezwoeg geschapen. (4)
90/Al-Balad-5: Ayahsabu an lan yaqdira AAalayhi ahadun
Denk hij dat niemand macht over hem heeft? (5)
90/Al-Balad-6: Yaqoolu ahlaktu malan lubadan
Hij zegt: "Ik heb veel bezit verkwist." (6)
90/Al-Balad-7: Ayahsabu an lam yarahu ahadun
Denkt hij dat niemand hem ziet? (7)
90/Al-Balad-8: Alam najAAal lahu AAaynayni
Hebben Wij niet voor hem een paar ogen gemaakt? (8)
90/Al-Balad-9: Walisanan washafatayni
En een tong en een paar lippen? (9)
90/Al-Balad-10: Wahadaynahu alnnajdayni
En hebben Wij hem niet de twee wegen (van Leiding en dwaling) gewezen? (10)
90/Al-Balad-11: Fala iqtahama alAAaqabata
Was hij maar over de drempel gestapt! (11)
90/Al-Balad-12: Wama adraka ma alAAaqabatu
En wat doet jou weten wat de drempel is? (12)
90/Al-Balad-13: Fakku raqabatin
Het vrijlaten van een slaaf. (13)
90/Al-Balad-14: Aw itAAamun fee yawmin thee masghabatin
Of het geven van voedsel op een dag van hongersnood. (14)
90/Al-Balad-15: Yateeman tha maqrabatin
Aan een verwante wees. (15)
90/Al-Balad-16: Aw miskeenan tha matrabatin
Of aan een arme behoeftige. (16)
90/Al-Balad-17: Thumma kana mina allatheena amanoo watawasaw bialssabri watawasaw bialmarhamati
En dat hij behoort tot degenen die geloven en elkaar aansporen tot geduld en elkaar aansporen tot barmhartigheid. (17)
90/Al-Balad-18: Ola-ika as-habu almaymanati
Zij zijn degenen die de mensen van de rechterzijde zijn (zij zijn de bewoners van het Paradijs). (18)
90/Al-Balad-19: Waallatheena kafaroo bi-ayatina hum as-habu almash-amati
En degenen die niet in Onze verzen geloven; zij zijn degenen die de mensen van de linkerzijde zijn. (19)
90/Al-Balad-20: AAalayhim narun mu/sadatun
Over hen is een omhullend vuur (de Hel). (20)