Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٤ / صفحة ٦٤

Al-'Imran 109-115, Koran - Djuz' 4 - Pagina 64

Djuz'-4, Pagina-64 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-4, Pagina-64 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-4, Pagina-64 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلِلّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الأَرْضِ وَإِلَى اللّهِ تُرْجَعُ الأُمُورُ ﴿١٠٩﴾
3/Al-'Imran-109: Walillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi wa-ila Allahi turjaAAu al-omooru
En aan Allah behoort alles in de hemelen en op de aarde en alle zaken worden tot Allah teruggekeerd. (109)
كُنتُمْ خَيْرَ أُمَّةٍ أُخْرِجَتْ لِلنَّاسِ تَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَتَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَتُؤْمِنُونَ بِاللّهِ وَلَوْ آمَنَ أَهْلُ الْكِتَابِ لَكَانَ خَيْرًا لَّهُم مِّنْهُمُ الْمُؤْمِنُونَ وَأَكْثَرُهُمُ الْفَاسِقُونَ ﴿١١٠﴾
3/Al-'Imran-110: Kuntum khayra ommatin okhrijat lilnnasi ta/muroona bialmaAAroofi watanhawna AAani almunkari watu/minoona biAllahi walaw amana ahlu alkitabi lakana khayran lahum minhumu almu/minoona waaktharuhumu alfasiqoona
Jullie zijn de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht, (zolang) jullie tot het goede oproepen en jullie het verwerpelijke verbieden, en jullie in Allah geloven. En als de Lieden van de Schrift zouden geloven, zou dat beter voor hen zijn, onder hen zijn er gelovigen, maar de meesten vam hen zijn begaan zware zonden. (110)
لَن يَضُرُّوكُمْ إِلاَّ أَذًى وَإِن يُقَاتِلُوكُمْ يُوَلُّوكُمُ الأَدُبَارَ ثُمَّ لاَ يُنصَرُونَ ﴿١١١﴾
3/Al-'Imran-111: Lan yadurrookum illa athan wa-in yuqatilookum yuwallookumu al-adbara thumma la yunsaroona
Zij zullen jullie geen kwaad berokkenen, behalve ergernis en als zij jullie bevechten zullen zij jullie de rug toekeren, daarna zullen zij niet geholpen worden. (111)
ضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الذِّلَّةُ أَيْنَ مَا ثُقِفُواْ إِلاَّ بِحَبْلٍ مِّنْ اللّهِ وَحَبْلٍ مِّنَ النَّاسِ وَبَآؤُوا بِغَضَبٍ مِّنَ اللّهِ وَضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الْمَسْكَنَةُ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانُواْ يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللّهِ وَيَقْتُلُونَ الأَنبِيَاء بِغَيْرِ حَقٍّ ذَلِكَ بِمَا عَصَوا وَّكَانُواْ يَعْتَدُونَ ﴿١١٢﴾
3/Al-'Imran-112: Duribat AAalayhimu alththillatu ayna ma thuqifoo illa bihablin mina Allahi wahablin mina alnnasi wabaoo bighadabin mina Allahi waduribat AAalayhimu almaskanatu thalika bi-annahum kanoo yakfuroona bi-ayati Allahi wayaqtuloona al-anbiyaa bighayri haqqin tha
Zij werden met vernedering geslagen. waar zij zich ook bevonden, tenzij zij een verdrag met Allah en een verdrag met de mensen hadden. En zij keerden terug met de toorn van Allah en zij werden met vernedering geslagen. Dit was omdat zij de Tekenen van Allah verwierpen en de Profeten zonder recht te hebben doodden, dit was omdat zij ongehoorzaam waren en overtraden. (112)
لَيْسُواْ سَوَاء مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ أُمَّةٌ قَآئِمَةٌ يَتْلُونَ آيَاتِ اللّهِ آنَاء اللَّيْلِ وَهُمْ يَسْجُدُونَ ﴿١١٣﴾
3/Al-'Imran-113: Laysoo sawaan min ahli alkitabi ommatun qa-imatun yatloona ayati Allahi anaa allayli wahum yasjudoona
Niet allen van de Lieden van de Schrift zijn hetzelfde: (er is) een groep onder hen die standvastig is en zij lezen de Verzen van Allah in een gedeelte van de nacht voor, terwijl zij zich neerbuigen (in hun Shalât). (113)
يُؤْمِنُونَ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ وَيَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَيُسَارِعُونَ فِي الْخَيْرَاتِ وَأُوْلَئِكَ مِنَ الصَّالِحِينَ ﴿١١٤﴾
3/Al-'Imran-114: Yu/minoona biAllahi waalyawmi al-akhiri waya/muroona bialmaAAroofi wayanhawna AAani almunkari wayusariAAoona fee alkhayrati waola-ika mina alssaliheena
Zij geloven in Allah en de Laatste Dag en zij roepen op tot het goede en zij verbieden het verwerpelijke en zij haasten zich goede werken te verrichten, zij zijn degenen die tot de rechtschapenen behoren. (114)
وَمَا يَفْعَلُواْ مِنْ خَيْرٍ فَلَن يُكْفَرُوْهُ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالْمُتَّقِينَ ﴿١١٥﴾
3/Al-'Imran-115: Wama yafAAaloo min khayrin falan yukfaroohu waAllahu AAaleemun bialmuttaqeena
Van al wat zij verrichten van het goede zal niets ooit verworpen worden en Allah is op de hoogte van de Moettaqoen. (115)