Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٤ / صفحة ٦٥

Al-'Imran 116-121, Koran - Djuz' 4 - Pagina 65

Djuz'-4, Pagina-65 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-4, Pagina-65 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-4, Pagina-65 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلاَ أَوْلاَدُهُم مِّنَ اللّهِ شَيْئًا وَأُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿١١٦﴾
3/Al-'Imran-116: Inna allatheena kafaroo lan tughniya AAanhum amwaluhum wala awladuhum mina Allahi shay-an waola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
Voorwaar, degenen die ongelovig zijn zullen hun bezittingen en hun kinderen bij Allah op geen enkele manier baten. En zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden. (116)
مَثَلُ مَا يُنفِقُونَ فِي هِذِهِ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا كَمَثَلِ رِيحٍ فِيهَا صِرٌّ أَصَابَتْ حَرْثَ قَوْمٍ ظَلَمُواْ أَنفُسَهُمْ فَأَهْلَكَتْهُ وَمَا ظَلَمَهُمُ اللّهُ وَلَكِنْ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿١١٧﴾
3/Al-'Imran-117: Mathalu ma yunfiqoona fee hathihi alhayati alddunya kamathali reehin feeha sirrun asabat hartha qawmin thalamoo anfusahum faahlakat-hu wama thalamahumu Allahu walakin anfusahum yathlimoona
De gelijkenis van wat zij tijdens dit wereldse leven uitgeven is als die van de wind, die een hevige kou meenam en de oogst trof van een volk dat zichzelf onrecht aandeed en die (oogst) vernielde. En het is niet Allah die hen onrecht aandeed, maar zij deden zichzelf onrecht aan. (117)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَتَّخِذُواْ بِطَانَةً مِّن دُونِكُمْ لاَ يَأْلُونَكُمْ خَبَالاً وَدُّواْ مَا عَنِتُّمْ قَدْ بَدَتِ الْبَغْضَاء مِنْ أَفْوَاهِهِمْ وَمَا تُخْفِي صُدُورُهُمْ أَكْبَرُ قَدْ بَيَّنَّا لَكُمُ الآيَاتِ إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ ﴿١١٨﴾
3/Al-'Imran-118: Ya ayyuha allatheena amanoo la tattakhithoo bitanatan min doonikum la ya/loonakum khabalan waddoo ma AAanittum qad badati albaghdao min afwahihim wama tukhfee sudooruhum akbaru qad bayyanna lakumu al-ayati in kuntum taAAqiloona
O jullie die geloven, neemt geen boezemvrienden van buiten jullie kring; zij zullen jullie voortdurend schade berokkenen, zij wensen slechts dat jullie lijden. De vijandschap is duidelijk geworden door wat er uit hun monden voorkomt, wat hun harten verbergen is nog erger. Wij hebben de Tekenen voor jullie duidelijk gemaakt, als jullie begrijpen. (118)
هَاأَنتُمْ أُوْلاء تُحِبُّونَهُمْ وَلاَ يُحِبُّونَكُمْ وَتُؤْمِنُونَ بِالْكِتَابِ كُلِّهِ وَإِذَا لَقُوكُمْ قَالُواْ آمَنَّا وَإِذَا خَلَوْاْ عَضُّواْ عَلَيْكُمُ الأَنَامِلَ مِنَ الْغَيْظِ قُلْ مُوتُواْ بِغَيْظِكُمْ إِنَّ اللّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ﴿١١٩﴾
3/Al-'Imran-119: Ha antum ola-i tuhibboonahum wala yuhibboonakum watu/minoona bialkitabi kullihi wa-itha laqookum qaloo amanna wa-itha khalaw AAaddoo AAalaykumu al-anamila mina alghaythi qul mootoo bighaythikum inna Allaha AAaleemun bithati alssudoori
Ah, jullie zijn degenen die van hen houden, maar zij houden niet van jullie en jullie geloven in het gehele Boek. En als zij jullie ontmoeten, zeggen zij 'Wij geloven,' maar wanneer zij alleen zijn bijten zij de toppen van hun vingers af van woede. Zegt: "Sterft in jullie woede, Allah is op de hoogte van het binnenste van de harten." (119)
إِن تَمْسَسْكُمْ حَسَنَةٌ تَسُؤْهُمْ وَإِن تُصِبْكُمْ سَيِّئَةٌ يَفْرَحُواْ بِهَا وَإِن تَصْبِرُواْ وَتَتَّقُواْ لاَ يَضُرُّكُمْ كَيْدُهُمْ شَيْئًا إِنَّ اللّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌ ﴿١٢٠﴾
3/Al-'Imran-120: In tamsaskum hasanatun tasu/hum wa-in tusibkum sayyi-atun yafrahoo biha wa-in tasbiroo watattaqoo la yadurrukum kayduhum shay-an inna Allaha bima yaAAmaloona muheetun
Als jullie het goede overkomt, zijn zij verdrietig; maar als jullie het slechte overkompt, zijn zij daar blij mee. Maar als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen, dan zal hun listigheid jullie geen schade berokkenen. Voorwaar, Allah omvat wat zij doen. (120)
وَإِذْ غَدَوْتَ مِنْ أَهْلِكَ تُبَوِّئُ الْمُؤْمِنِينَ مَقَاعِدَ لِلْقِتَالِ وَاللّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿١٢١﴾
3/Al-'Imran-121: Wa-ith ghadawta min ahlika tubawwi-o almu/mineena maqaAAida lilqitali waAllahu sameeAAun AAaleemun
(Gedenk) toen jij (O Moehammad) jouw familie in de ochtend verliet om voor de gelovigen plaatsen voor de slag voor te bereiden. En Allah is de Alhorende, de Alwetende. (121)