Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٧ / صفحة ١٤١

Al-An'am 102-110, Koran - Djuz' 7 - Pagina 141

Djuz'-7, Pagina-141 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-7, Pagina-141 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-7, Pagina-141 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
ذَلِكُمُ اللّهُ رَبُّكُمْ لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ فَاعْبُدُوهُ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ وَكِيلٌ ﴿١٠٢﴾
6/Al-An'am-102: Thalikumu Allahu rabbukum la ilaha illa huwa khaliqu kulli shay-in faoAAbudoohu wahuwa AAala kulli shay-in wakeelun
Dat is Allah, jullie Heer! Er is geen god dan Hij, Schepper van alles: aanbidt Hein dus. En Hij is over alle zaken Toezichthouder. (102)
لاَّ تُدْرِكُهُ الأَبْصَارُ وَهُوَ يُدْرِكُ الأَبْصَارَ وَهُوَ اللَّطِيفُ الْخَبِيرُ ﴿١٠٣﴾
6/Al-An'am-103: La tudrikuhu al-absaru wahuwa yudriku al-absara wahuwa allateefu alkhabeeru
Geen blik kan Hem bereiken, maar Hij bereikt de blik (van iedereen); en Hij is de Zachtmoedige, de Alwetende. (103)
قَدْ جَاءكُم بَصَآئِرُ مِن رَّبِّكُمْ فَمَنْ أَبْصَرَ فَلِنَفْسِهِ وَمَنْ عَمِيَ فَعَلَيْهَا وَمَا أَنَاْ عَلَيْكُم بِحَفِيظٍ ﴿١٠٤﴾
6/Al-An'am-104: Qad jaakum basa-iru min rabbikum faman absara falinafsihi waman AAamiya faAAalayha wama ana AAalaykum bihafeethin
Waarlijk, tot jullie zijn zichtbar bewijzen gekomen van jullie Heer. Wie goed ziet: er is (een voordeel) voor hemzelf, en wie blind is: er is (een nadeel) voor hem, en ik (Moehammad) ben geen bewaker over jullie. (104)
وَكَذَلِكَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ وَلِيَقُولُواْ دَرَسْتَ وَلِنُبَيِّنَهُ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿١٠٥﴾
6/Al-An'am-105: Wakathalika nusarrifu al-ayati waliyaqooloo darasta walinubayyinahu liqawmin yaAAlamoona
En zo leggen Wij de Tekenen uit opdat zij zeggen: "Jij hebt (dit van iemand) geleerd." En opdat Wij liet verduidelijken aan een volk dat weet. (105)
اتَّبِعْ مَا أُوحِيَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ لا إِلَهَ إِلاَّ هُوَ وَأَعْرِضْ عَنِ الْمُشْرِكِينَ ﴿١٠٦﴾
6/Al-An'am-106: IttabiAA ma oohiya ilayka min rabbika la ilaha illa huwa waaAArid AAani almushrikeena
Volg (O Moehammad) hetgeen jou van jouw Heer geopenbaard wordt er is geen god dan Hij. En wend je af van de veelgodenaanbidders. (106)
وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا أَشْرَكُواْ وَمَا جَعَلْنَاكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًا وَمَا أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍ ﴿١٠٧﴾
6/Al-An'am-107: Walaw shaa Allahu ma ashrakoo wama jaAAalnaka AAalayhim hafeethan wama anta AAalayhim biwakeelin
En indien Allah gewild had, hadden zij (Allah) geen deelgenoten toegekend, en Wij hebben jou (O Moehammad) niet als bewaker over hen aangesteld en jij bent geen voogd over hen. (107)
وَلاَ تَسُبُّواْ الَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ فَيَسُبُّواْ اللّهَ عَدْوًا بِغَيْرِ عِلْمٍ كَذَلِكَ زَيَّنَّا لِكُلِّ أُمَّةٍ عَمَلَهُمْ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِم مَّرْجِعُهُمْ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٠٨﴾
6/Al-An'am-108: Wala tasubboo allatheena yadAAoona min dooni Allahi fayasubboo Allaha AAadwan bighayri AAilmin kathalika zayyanna likulli ommatin AAamalahum thumma ila rabbihim marjiAAuhum fayunabbi-ohum bima kanoo yaAAmaloona
En bespot niet degenen die naast Allah (goden) aanroepen zodat zij niet Allah vijandig zonder kennis bespotten. Op deze wijze hebben Wij aan iedere gemeenschap hun werk mooi doen toeschijnen. Hierna is hun terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij plachten le doen. (108)
وَأَقْسَمُواْ بِاللّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لَئِن جَاءتْهُمْ آيَةٌ لَّيُؤْمِنُنَّ بِهَا قُلْ إِنَّمَا الآيَاتُ عِندَ اللّهِ وَمَا يُشْعِرُكُمْ أَنَّهَا إِذَا جَاءتْ لاَ يُؤْمِنُونَ ﴿١٠٩﴾
6/Al-An'am-109: Waaqsamoo biAllahi jahda aymanihim la-in jaat-hum ayatun layu/minunna biha qul innama al-ayatu AAinda Allahi wama yushAAirukum annaha itha jaat la yu/minoona
En zij hebben bij Allah dure eden gezworen dat indien er een Teken tot hen zou komen, zij er zeker door zouden geloven. Zeg: "Voorzeker, alle Tekenen zijn bij Allah. En wat zal jullie doen weten, dat als er eenmaal (een Teken tot hen) kwam, zij niet zouden geloven." (109)
وَنُقَلِّبُ أَفْئِدَتَهُمْ وَأَبْصَارَهُمْ كَمَا لَمْ يُؤْمِنُواْ بِهِ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَنَذَرُهُمْ فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ ﴿١١٠﴾
6/Al-An'am-110: Wanuqallibu af-idatahum waabsarahum kama lam yu/minoo bihi awwala marratin wanatharuhum fee tughyanihim yaAAmahoona
En Wij zullen hun harten en hun blikken omkeren, zoals zij er de eerste maal al niet in geloofden an Wij laten hen in hun dwaling rusteloos rondgaan. (110)