Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٨ / صفحة ١٥٥

Al-A'raf 38-43, Koran - Djuz' 8 - Pagina 155

Djuz'-8, Pagina-155 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-8, Pagina-155 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-8, Pagina-155 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالَ ادْخُلُواْ فِي أُمَمٍ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِكُم مِّن الْجِنِّ وَالإِنسِ فِي النَّارِ كُلَّمَا دَخَلَتْ أُمَّةٌ لَّعَنَتْ أُخْتَهَا حَتَّى إِذَا ادَّارَكُواْ فِيهَا جَمِيعًا قَالَتْ أُخْرَاهُمْ لأُولاَهُمْ رَبَّنَا هَؤُلاء أَضَلُّونَا فَآتِهِمْ عَذَابًا ضِعْفًا مِّنَ النَّارِ قَالَ لِكُلٍّ ضِعْفٌ وَلَكِن لاَّ تَعْلَمُونَ ﴿٣٨﴾
7/Al-A'raf-38: Qala odkhuloo fee omamin qad khalat min qablikum mina aljinni waal-insi fee alnnari kullama dakhalat ommatun laAAanat okhtaha hatta itha iddarakoo feeha jameeAAan qalat okhrahum li-oolahum rabbana haola-i adalloona faatihim AAathaban diAAfan mina alnnari
Hij (Allah) zegt: "Treedt de gemeenschappen van de Djinn's en de mensen binnen die jullie reeds zijn voorgegaan in de Hel. Telkens wanneer een gemeenschap (de Hel) binnengaat, vervloekt zij haar zuster(-gemeenschap), totdat, wanneer zij allen bijelkaarkomen, de laatste van hen over de eerste van hen zegt: "Onze Heer, deze heeft ons heeft doen dwalen, geef hun daarom een dubbele bestraffing van de Hel." Hij zei: "Voor een ieder is er een dubbele (bestraflring), maar jullie weten het niet." (38)
وَقَالَتْ أُولاَهُمْ لأُخْرَاهُمْ فَمَا كَانَ لَكُمْ عَلَيْنَا مِن فَضْلٍ فَذُوقُواْ الْعَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْسِبُونَ ﴿٣٩﴾
7/Al-A'raf-39: Waqalat oolahum li-okhrahum fama kana lakum AAalayna min fadlin fathooqoo alAAathaba bima kuntum taksiboona
En de eerste van hen zal tot de laatste van hen zeggen: "Jullie zijn niet boven ons begunstigd, proeft daarom de bestraffing vanwege hetgeen jullie plachten verrichten. (39)
إِنَّ الَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا وَاسْتَكْبَرُواْ عَنْهَا لاَ تُفَتَّحُ لَهُمْ أَبْوَابُ السَّمَاء وَلاَ يَدْخُلُونَ الْجَنَّةَ حَتَّى يَلِجَ الْجَمَلُ فِي سَمِّ الْخِيَاطِ وَكَذَلِكَ نَجْزِي الْمُجْرِمِينَ ﴿٤٠﴾
7/Al-A'raf-40: Inna allatheena kaththaboo bi-ayatina waistakbaroo AAanha la tufattahu lahum abwabu alssama-i wala yadkhuloona aljannata hatta yalija aljamalu fee sammi alkhiyati wakathalika najzee almujrimeena
Voorwaar, degenen die Onze Verzen loochenen en die zich er hooghartig van afwenden: de poorten van de hemel zullen voor hen niet worden geopend, en zij zullen het Paradijs niet binnengaan, totdat de kameel door het oog van de naald gaat. En zo vergelden Wij de misdadigers. (40)
لَهُم مِّن جَهَنَّمَ مِهَادٌ وَمِن فَوْقِهِمْ غَوَاشٍ وَكَذَلِكَ نَجْزِي الظَّالِمِينَ ﴿٤١﴾
7/Al-A'raf-41: Lahum min jahannama mihadun wamin fawqihim ghawashin wakathalika najzee alththalimeena
Voor hen is er een plaats van hellevuur en boven hen zijn er bedekkingen (van vuur). Zo vergelden Wij de onrechtplegers. (41)
وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَعَمِلُواْ الصَّالِحَاتِ لاَ نُكَلِّفُ نَفْسًا إِلاَّ وُسْعَهَا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٤٢﴾
7/Al-A'raf-42: Waallatheena amanoo waAAamiloo alssalihati la nukallifu nafsan illa wusAAaha ola-ika as-habu aljannati hum feeha khalidoona
En degenen die geloven en goede werken verrichten, Wij belasten niemand (van hen) dan naar zijn vermogen: zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (42)
وَنَزَعْنَا مَا فِي صُدُورِهِم مِّنْ غِلٍّ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمُ الأَنْهَارُ وَقَالُواْ الْحَمْدُ لِلّهِ الَّذِي هَدَانَا لِهَذَا وَمَا كُنَّا لِنَهْتَدِيَ لَوْلا أَنْ هَدَانَا اللّهُ لَقَدْ جَاءتْ رُسُلُ رَبِّنَا بِالْحَقِّ وَنُودُواْ أَن تِلْكُمُ الْجَنَّةُ أُورِثْتُمُوهَا بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٤٣﴾
7/Al-A'raf-43: WanazaAAna ma fee sudoorihim min ghillin tajree min tahtihimu al-anharu waqaloo alhamdu lillahi allathee hadana lihatha wama kunna linahtadiya lawla an hadana Allahu laqad jaat rusulu rabbina bialhaqqi wanoodoo an tilkumu aljannatu oorithtumooha bima kunt
En Wij nemen uit hun harten weg wat er aan wrok is, onder (het Paradijs) door stromen de rivieren. En zij zeiden: "Alle lof zij Allah, Die ons hierheen heeft geleid en wij zouden geen leiding hebben gevonden als Allah ons geen Leiding had geschonken, Voorzeker, de gezanten van Onze Heer zijn in Waarheid gekomen. En tot hen wordt geroepen: "Dit is het Paradijs dat jullie hebben beerfd wegens watjullie plachten te doen." (43)