Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٨ / صفحة ١٥٤

Al-A'raf 31-37, Koran - Djuz' 8 - Pagina 154

Djuz'-8, Pagina-154 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-8, Pagina-154 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-8, Pagina-154 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
يَا بَنِي آدَمَ خُذُواْ زِينَتَكُمْ عِندَ كُلِّ مَسْجِدٍ وكُلُواْ وَاشْرَبُواْ وَلاَ تُسْرِفُواْ إِنَّهُ لاَ يُحِبُّ الْمُسْرِفِينَ ﴿٣١﴾
7/Al-A'raf-31: Ya banee adama khuthoo zeenatakum AAinda kulli masjidin wakuloo waishraboo wala tusrifoo innahu la yuhibbu almusrifeena
O Kinderen van Adam, draagt jullie mooie kleding bij elke shalât, en eet en drinkt en overdrijft niet. Voorwaar, Hij houdt niet van de buitensporigen. (31)
قُلْ مَنْ حَرَّمَ زِينَةَ اللّهِ الَّتِيَ أَخْرَجَ لِعِبَادِهِ وَالْطَّيِّبَاتِ مِنَ الرِّزْقِ قُلْ هِي لِلَّذِينَ آمَنُواْ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا خَالِصَةً يَوْمَ الْقِيَامَةِ كَذَلِكَ نُفَصِّلُ الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ ﴿٣٢﴾
7/Al-A'raf-32: Qul man harrama zeenata Allahi allatee akhraja liAAibadihi waalttayyibati mina alrrizqi qul hiya lillatheena amanoo fee alhayati alddunya khalisatan yawma alqiyamati kathalika nufassilu al-ayati liqawmin yaAAlamoona
Zeg (O Moehammad): "Wie heeft de mooie kleding die Allah voor Zijn dienaren heeft gebracht on de goede dingen van de voorzieningen verboden verklaard?" Zeg: "Dit is op de Dag der Opstanding uitsluitend voor degenen die geloofden tijdens het wereldse leven." Zo zetten Wij de Verzen uiteen aan een volk dat weet. (32)
قُلْ إِنَّمَا حَرَّمَ رَبِّيَ الْفَوَاحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ وَالإِثْمَ وَالْبَغْيَ بِغَيْرِ الْحَقِّ وَأَن تُشْرِكُواْ بِاللّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ سُلْطَانًا وَأَن تَقُولُواْ عَلَى اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٣٣﴾
7/Al-A'raf-33: Qul innama harrama rabbiya alfawahisha ma thahara minha wama batana waal-ithma waalbaghya bighayri alhaqqi waan tushrikoo biAllahi ma lam yunazzil bihi sultanan waan taqooloo AAala Allahi ma la taAAlamoona
Zeg: "Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten." (33)
وَلِكُلِّ أُمَّةٍ أَجَلٌ فَإِذَا جَاء أَجَلُهُمْ لاَ يَسْتَأْخِرُونَ سَاعَةً وَلاَ يَسْتَقْدِمُونَ ﴿٣٤﴾
7/Al-A'raf-34: Walikulli ommatin ajalun fa-itha jaa ajaluhum la yasta/khiroona saAAatan wala yastaqdimoona
Voor iedere gemeenschap is er een vastgesteld tijdstip on wanneer haar tijdstip is gekomen, dan kunnen zij het geen moment uitstellen noch vervroegen. (34)
يَا بَنِي آدَمَ إِمَّا يَأْتِيَنَّكُمْ رُسُلٌ مِّنكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي فَمَنِ اتَّقَى وَأَصْلَحَ فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ ﴿٣٥﴾
7/Al-A'raf-35: Ya banee adama imma ya/tiyannakum rusulun minkum yaqussoona AAalaykum ayatee famani ittaqa waaslaha fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
O Kinderen van Adam, wanneer er Boodschappers uit jullie midden tot jullie komen, die jullie Mijn Verzen vertellen: wie dan (Allah) vreest en zich betert; over hem zal geen angst komen. Noch zullen zij treuren. (35)
وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا وَاسْتَكْبَرُواْ عَنْهَا أُوْلََئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ﴿٣٦﴾
7/Al-A'raf-36: Waallatheena kaththaboo bi-ayatina waistakbaroo AAanha ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona
En degenen die Onze Verzen loochenen en er hoogmoedig tegenover staan, zij zijn degenen die de bewoners van de Hel zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden. (36)
فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِآيَاتِهِ أُوْلَئِكَ يَنَالُهُمْ نَصِيبُهُم مِّنَ الْكِتَابِ حَتَّى إِذَا جَاءتْهُمْ رُسُلُنَا يَتَوَفَّوْنَهُمْ قَالُواْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ قَالُواْ ضَلُّواْ عَنَّا وَشَهِدُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ أَنَّهُمْ كَانُواْ كَافِرِينَ ﴿٣٧﴾
7/Al-A'raf-37: Faman athlamu mimmani iftara AAala Allahi kathiban aw kaththaba bi-ayatihi ola-ika yanaluhum naseebuhum mina alkitabi hatta itha jaat-hum rusuluna yatawaffawnahum qaloo ayna ma kuntum tadAAoona min dooni Allahi qaloo dalloo AAanna washahidoo AAala anfusih
Wie zijn dan onrechtvaardiger dan degenen die een leugen over Allah hebben verzonnen en die Zijn Verzen geloochend hebben? Zij zijn degenen die door hun aandeel in het Boek (Lauhoelmahfoezh) getroffen worden, totdat wanneer Onze gezanten (de Engelen) tot hen komen die hen wegnemen. Zij zeiden: "Waar is hetgeen dat jullie plachten to aanbidden naast Allah?" Zij zeiden: "Zij zijn van ons weggegaan," on zij getuigden over zichzelf dat zij ongelovigen waren. (37)