Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٩ / صفحة ١٧٦

Al-A'raf 196-206, Koran - Djuz' 9 - Pagina 176

Djuz'-9, Pagina-176 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-9, Pagina-176 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-9, Pagina-176 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
إِنَّ وَلِيِّيَ اللّهُ الَّذِي نَزَّلَ الْكِتَابَ وَهُوَ يَتَوَلَّى الصَّالِحِينَ ﴿١٩٦﴾
7/Al-A'raf-196: Inna waliyyiya Allahu allathee nazzala alkitaba wahuwa yatawalla alssaliheena
Voorwaar, mijn Beschermer is Allah, Die het Boek heeft neergezonden, en Hij beschermt de oprechten. (196)
وَالَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِهِ لاَ يَسْتَطِيعُونَ نَصْرَكُمْ وَلآ أَنفُسَهُمْ يَنْصُرُونَ ﴿١٩٧﴾
7/Al-A'raf-197: Waallatheena tadAAoona min doonihi la yastateeAAoona nasrakum wala anfusahum yansuroona
En zij (de afgoden) die zij buiten Hem aanroepen, zijn niet in staat jullie te helpen, noch (kunnen) zij zichzelf helpen." (197)
وَإِن تَدْعُوهُمْ إِلَى الْهُدَى لاَ يَسْمَعُواْ وَتَرَاهُمْ يَنظُرُونَ إِلَيْكَ وَهُمْ لاَ يُبْصِرُونَ ﴿١٩٨﴾
7/Al-A'raf-198: Wa-in tadAAoohum ila alhuda la yasmaAAoo watarahum yanthuroona ilayka wahum la yubsiroona
En wanneer jullie ben aanroepen om leiding (te verkrijgen) dan horen zij niet. En jij ziet hen naar jou kijken, terwijl zij niet zien. (198)
خُذِ الْعَفْوَ وَأْمُرْ بِالْعُرْفِ وَأَعْرِضْ عَنِ الْجَاهِلِينَ ﴿١٩٩﴾
7/Al-A'raf-199: Khuthi alAAafwa wa/mur bialAAurfi waaAArid AAani aljahileena
Aanvaard de verontschuldiging en roep op tot het behoorlijke en wend je af van de onwetenden. (199)
وَإِمَّا يَنزَغَنَّكَ مِنَ الشَّيْطَانِ نَزْغٌ فَاسْتَعِذْ بِاللّهِ إِنَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ﴿٢٠٠﴾
7/Al-A'raf-200: Wa-imma yanzaghannaka mina alshshaytani nazghun faistaAAith biAllahi innahu sameeAAun AAaleemun
En wanneer een influistering van de Satan jou ingefluisterd wordt, zoek dan je toevlucht bij Allah. Voorwaar, Hij is Alhorend, Alwetend. (200)
إِنَّ الَّذِينَ اتَّقَواْ إِذَا مَسَّهُمْ طَائِفٌ مِّنَ الشَّيْطَانِ تَذَكَّرُواْ فَإِذَا هُم مُّبْصِرُونَ ﴿٢٠١﴾
7/Al-A'raf-201: Inna allatheena ittaqaw itha massahum ta-ifun mina alshshaytani tathakkaroo fa-itha hum mubsiroona
Voorwaar, wanneer degenen die (Allah) vrezen door een influiskring van de Satan getroffen worden, gedenken zij (Allah). En dan zien zij (de Waarheid) in. (201)
وَإِخْوَانُهُمْ يَمُدُّونَهُمْ فِي الْغَيِّ ثُمَّ لاَ يُقْصِرُونَ ﴿٢٠٢﴾
7/Al-A'raf-202: Wa-ikhwanuhum yamuddoonahum fee alghayyi thumma la yuqsiroona
En hun (slechte) broeders doen hen nog verder afdwalen en zij houden daama niet op (te dwalen). (202)
وَإِذَا لَمْ تَأْتِهِم بِآيَةٍ قَالُواْ لَوْلاَ اجْتَبَيْتَهَا قُلْ إِنَّمَا أَتَّبِعُ مَا يِوحَى إِلَيَّ مِن رَّبِّي هَذَا بَصَآئِرُ مِن رَّبِّكُمْ وَهُدًى وَرَحْمَةٌ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ ﴿٢٠٣﴾
7/Al-A'raf-203: Wa-itha lam ta/tihim bi-ayatin qaloo lawla ijtabaytaha qul innama attabiAAu ma yooha ilayya min rabbee hatha basa-iru min rabbikum wahudan warahmatun liqawmin yu/minoona
En wanneer jij niet met een Vers tot hen komt, dan zeggen zij: "Had je er zelf niet een kunnen maken?" Zeg: "Ik volg alleen dat wat aan Mij is geopenbaard van mijn Heer. Dit zijn de heldere bewijzen van jullie Heer en Leiding en Bamhartigheid voor een gelovig volk." (203)
وَإِذَا قُرِئَ الْقُرْآنُ فَاسْتَمِعُواْ لَهُ وَأَنصِتُواْ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿٢٠٤﴾
7/Al-A'raf-204: Wa-itha quri-a alqur-anu faistamiAAoo lahu waansitoo laAAallakum turhamoona
En als de Koran wordt voorgedragen, luistert er dan naar en zwijgt hopelijk zullen jullie begenadigd worden. (204)
وَاذْكُر رَّبَّكَ فِي نَفْسِكَ تَضَرُّعاً وَخِيفَةً وَدُونَ الْجَهْرِ مِنَ الْقَوْلِ بِالْغُدُوِّ وَالآصَالِ وَلاَ تَكُن مِّنَ الْغَافِلِينَ ﴿٢٠٥﴾
7/Al-A'raf-205: Waothkur rabbaka fee nafsika tadarruAAan wakheefatan wadoona aljahri mina alqawli bialghuduwwi waal-asali wala takun mina alghafileena
En noem (de Namen van) jouw Heer in jezelf met nederigheid en vrees, en zonder luidruchtigheid van woorden, in de ochtend en in de avond en behoor niet tot de achtelozen. (205)
إِنَّ الَّذِينَ عِندَ رَبِّكَ لاَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِهِ وَيُسَبِّحُونَهُ وَلَهُ يَسْجُدُونَ* ﴿٢٠٦﴾
7/Al-A'raf-206: Inna allatheena AAinda rabbika la yastakbiroona AAan AAibadatihi wayusabbihoonahu walahu yasjudoona
Voorwaar, degenen die bij jouw Heer zijn (de Engelen), zijn niet te hoogmoedig voor de aanbidding van Hem, en zij prijzen Zijn Glorie en voor Hem werpen zij zich neer. (206)