قُلْ إِنَّمَا حَرَّمَ رَبِّيَ الْفَوَاحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ وَالإِثْمَ وَالْبَغْيَ بِغَيْرِ الْحَقِّ وَأَن تُشْرِكُواْ بِاللّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ سُلْطَانًا وَأَن تَقُولُواْ عَلَى اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ
﴿٣٣﴾
Sofian S. Siregar
Zeg: "Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen van is; en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat jullie Allah deelgenoten toekennen, waarvoor Hij geen bewijs heeft neergezonden en dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten."
Fred Leemhuis
Zeg: "Mijn Heer heeft slechts de gruwelijkheden verboden, de uiterlijke en de innerlijke, en de zonde en de onterechte aanmatiging en dat jullie aan God metgezellen toevoegen, iets waarvoor Hij geen machtiging heeft neergezonden, en dat jullie over God zeggen waar jullie geen weet van hebben."
Salomo Keyzer
Zeg: Waarlijk, mijn Heer heeft alle slechte zaken verboden, zoowel die verborgen als openlijk zijn, en oneerlijkheid en onrechtvaardig geweld; en hij heeft u verboden, datgene met God te vereenigen, waartoe hij u geene macht heeft nedergezonden, of om nopens God te zeggen, wat gij niet kent.