Nederlands [Veranderen]

Al-Baqarah-246, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
246

Al-Baqarah-246, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-Baqarah - vers 246

سورة البقرة

Soera Al-Baqarah

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

أَلَمْ تَرَ إِلَى الْمَلإِ مِن بَنِي إِسْرَائِيلَ مِن بَعْدِ مُوسَى إِذْ قَالُواْ لِنَبِيٍّ لَّهُمُ ابْعَثْ لَنَا مَلِكًا نُّقَاتِلْ فِي سَبِيلِ اللّهِ قَالَ هَلْ عَسَيْتُمْ إِن كُتِبَ عَلَيْكُمُ الْقِتَالُ أَلاَّ تُقَاتِلُواْ قَالُواْ وَمَا لَنَا أَلاَّ نُقَاتِلَ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَقَدْ أُخْرِجْنَا مِن دِيَارِنَا وَأَبْنَآئِنَا فَلَمَّا كُتِبَ عَلَيْهِمُ الْقِتَالُ تَوَلَّوْاْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ بِالظَّالِمِينَ ﴿٢٤٦﴾
2/Al-Baqarah-246: Alam tara ila almala-i min banee isra-eela min baAAdi moosa ith qaloo linabiyyin lahumu ibAAath lana malikan nuqatil fee sabeeli Allahi qala hal AAasaytum in kutiba AAalaykumu alqitalu alla tuqatiloo qaloo wama lana alla nuqatila fee sabeeli Allahi waqad

Sofian S. Siregar

Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israe I na (het heengaan van) Môesa? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: "Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah." Hij zei: "Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden?" Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen?" En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers.

Fred Leemhuis

Heb jij niet gezien naar de voornaamsten van de Israëlieten na Moesa toen zij tot een profeet van hen zeiden: "Zend ons een koning, dan zullen wij op Gods weg strijden." Hij zei: "Zou het kunnen gebeuren, als het jullie voorgeschreven is te strijden, dat jullie dan niet strijden?" Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op Gods weg strijden, terwijl wij toch ver van onze woningen en zonen verdreven zijn?" Maar toen het hun voorgeschreven werd te strijden onttrokken zij zich eraan, op enkelen na. God kent de onrechtplegers.

Salomo Keyzer

Hebt gij nog niet teruggeblikt op de vergadering der kinderen Israëls, na den tijd van Mozes, toen zij tot den profeet zeiden: stel een koning over ons, dat wij voor des Heeren godsdienst mogen strijden. Hij antwoordde; Zult gij misschien niet weigeren te vechten, als u de oorlog bevolen wordt? Zij antwoordden; Zouden wij niet kampen voor den godsdienst onzes Heeren; wij die uit ons land verdreven en van onze kinderen gescheiden zijn? Toen hun nu echter de krijg werd bevolen, vloden zij op weinigen na. Maar God kent de goddeloozen.
246