فَلَمَّا فَصَلَ طَالُوتُ بِالْجُنُودِ قَالَ إِنَّ اللّهَ مُبْتَلِيكُم بِنَهَرٍ فَمَن شَرِبَ مِنْهُ فَلَيْسَ مِنِّي وَمَن لَّمْ يَطْعَمْهُ فَإِنَّهُ مِنِّي إِلاَّ مَنِ اغْتَرَفَ غُرْفَةً بِيَدِهِ فَشَرِبُواْ مِنْهُ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنْهُمْ فَلَمَّا جَاوَزَهُ هُوَ وَالَّذِينَ آمَنُواْ مَعَهُ قَالُواْ لاَ طَاقَةَ لَنَا الْيَوْمَ بِجَالُوتَ وَجُنودِهِ قَالَ الَّذِينَ يَظُنُّونَ أَنَّهُم مُّلاَقُو اللّهِ كَم مِّن فِئَةٍ قَلِيلَةٍ غَلَبَتْ فِئَةً كَثِيرَةً بِإِذْنِ اللّهِ وَاللّهُ مَعَ الصَّابِرِينَ
﴿٢٤٩﴾
Sofian S. Siregar
En toen Tâlôet met de legers was uitgetrokken, zei hij: "Voorwaar, Allah zal jullie zeker beproeven door middel van een rivier. Wie er dan van drinkt, die is niet een van mij en wie er niet (meer) van proeft, dan een slokje uit zijn hand, die is een van mij." Toen dronken zij ervan, met uitzondering van een klein aantal van hen. Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen kracht om Djâlôet (Goliat) en zijn legers te bevechten." Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: "Hoeveel kleine troepen hebben niet grote troepen overwonnen, met het verlof van Allah. En Allah is met de geduldigen."
Fred Leemhuis
Toen dan Taloet met zijn troepen uittrok, zei hij: "God zal jullie op de proef stellen met een rivier. Wie eruit drinkt, hoort niet bij mij en wie het niet proeft, die hoort bij mij, behalve als iemand een handvol opschept." Toen dronken zij eruit op enkelen na. Toen hij daarop met hen die samen met hem gelovig waren de rivier overstak zeiden zij: "Vandaag hebben wij tegen Djaloet en zijn troepen geen kracht." Zij die meenden dat zij God zouden ontmoeten zeiden: "Vaak heeft een kleine troepenmacht met Gods toestemming een grote troepenmacht overwonnen! God is met hen die geduldig volharden."
Salomo Keyzer
Toen nu Talut met zijne soldaten uittrok, zeide hij: God wil u aan de rivier beproeven. Wie daaruit drinken zal, is niet met mij, doch wie daaruit niet drinkt, zal met mij zijn. Hij die echter met de vlakke hand een weinig daaruit schept, is daarvan uitgezonderd. Maar op weinigen na dronken allen daaruit. Toen zij nu de rivier waren overgetrokken, hij en die met hem geloofden, riepen zij: Wij hebben heden geene kracht tegen Jalut en zijne soldaten. Zij echter die geloofden dat zij God eens zouden zien, zeiden: Hoe dikwijls heeft niet reeds een klein leger, door Gods hulp, een talrijker leger overwonnen. God is met de geduldig volhardenden.