يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تُبْطِلُواْ صَدَقَاتِكُم بِالْمَنِّ وَالأذَى كَالَّذِي يُنفِقُ مَالَهُ رِئَاء النَّاسِ وَلاَ يُؤْمِنُ بِاللّهِ وَالْيَوْمِ الآخِرِ فَمَثَلُهُ كَمَثَلِ صَفْوَانٍ عَلَيْهِ تُرَابٌ فَأَصَابَهُ وَابِلٌ فَتَرَكَهُ صَلْدًا لاَّ يَقْدِرُونَ عَلَى شَيْءٍ مِّمَّا كَسَبُواْ وَاللّهُ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ
﴿٢٦٤﴾
Sofian S. Siregar
O jullie die geloven: maakt jullie liefdadigheid noch ongeldig door opscheppen, noch door kwetsen, zoals degene die, van zijn eigendom geeft om op te vallen bij de mensen, en (die) niet in Allah en de Laatste Dag gelooft. En de gelijkenis met hem is als met een gladde rots, bedekt met aarde, waarop zware regen valt die haar kaal achterlaat: zij verdienen niets voor wat zij gedaan hebben. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
Fred Leemhuis
Jullie die geloven! Maakt jullie aalmoezen niet waardeloos door gepoch en ergernis zoals hij die zijn bezit weggeeft om door de mensen gezien te worden maar zonder te geloven in God en de laatste dag. Hij lijkt bijvoorbeeld op een rots met aarde erop. Dan treft hem een stortregen en die laat hem kaal achter. Zij hebben geen macht over iets wat zij verworven hebben. En God wijst de ongelovige mensen de goede richting niet.
Salomo Keyzer
O geloovigen! maakt uwe aalmoezen toch niet ijdel door verwijtingen of onvriendelijkheid, evenals diegenen, welke slechts aalmoezen geven, opdat de lieden het zullen zien, maar niet aan God en aan den jongsten dag gelooven. Zij gelijken de kiezelsteenen die op de aarde liggen; het moge er op regenen, zij blijven toch hard. Hunne zaken zullen hun geene winst aanbrengen; want God leidt de ongeloovigen niet.