Nederlands [Veranderen]

Al-Fath-11, Soera Het Succes Verset-11

48/Al-Fath-11 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
11

Al-Fath-11, Soera Het Succes Verset-11

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-Fath - vers 11

سورة الفتح

Soera Al-Fath

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

سَيَقُولُ لَكَ الْمُخَلَّفُونَ مِنَ الْأَعْرَابِ شَغَلَتْنَا أَمْوَالُنَا وَأَهْلُونَا فَاسْتَغْفِرْ لَنَا يَقُولُونَ بِأَلْسِنَتِهِم مَّا لَيْسَ فِي قُلُوبِهِمْ قُلْ فَمَن يَمْلِكُ لَكُم مِّنَ اللَّهِ شَيْئًا إِنْ أَرَادَ بِكُمْ ضَرًّا أَوْ أَرَادَ بِكُمْ نَفْعًا بَلْ كَانَ اللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًا ﴿١١﴾
48/Al-Fath-11: Sayaqoolu laka almukhallafoona mina al-aAArabi shaghalatna amwaluna waahloona faistaghfir lana yaqooloona bi-alsinatihim ma laysa fee quloobihim qul faman yamliku lakum mina Allahi shay-an in arada bikum darran aw arada bikum nafAAan bal kana Allahu bima

Sofian S. Siregar

Degenen onder de bedoeïenen die achtergebleven waren zullen tot jou zeggen: "Onze bezittingen en gezinnen hielden ons bezig, vraag daarom vergeving voor ons." Zij zeggen met hun tongen wat niet in hun harten is. Zeg: "Wie heeft dan de macht om iets van Allah voor jullie te voorkomen, als Hij iets slechts tegen jullie wenst te doen, of als Hij een gunst voor jullie wenst?" Maar Allah is Alwetend over wat jullie doen.

Fred Leemhuis

Zij van de bedoeïenen die achtergelaten zijn zullen tot jou zeggen: "Onze bezittingen en onze families hielden ons bezig. Vraag dus vergeving voor ons." Met hun tongen zeggen zij wat niet in hun harten is. Zeg: "Wie zou voor jullie tegen God ook maar iets kunnen uitrichten als Hij jullie schade wenst te berokkenen of als Hij jullie voordeel wenst te geven?" Integendeel, God is over wat jullie doen welingelicht.

Salomo Keyzer

De Arabieren van de woestijn, die achtergelaten werden, zullen tot u zeggen: Ons vermogen en onze gezinnen eischen onze tegenwoordigheid, zoodat wij niet met u ten krijg trekken; vraag dus vergiffenis voor ons. Zij spreken datgene met hunne tongen, wat niet in hunne harten is. Antwoord: Wie zal in staat zijn, eenig tegenovergesteld ding voor u van God te verkrijgen, indien het hem behaagt, u te bedroeven, of zoo het hem behaagt, barmhartig omtrent u te zijn? Ja, waarlijk, God is wel bekend met hetgeen gij doet.
11