Nederlands [Veranderen]

Al-Hadid-27, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
27

Al-Hadid-27, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-Hadid - vers 27

سورة الحـديد

Soera Al-Hadid

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

ثُمَّ قَفَّيْنَا عَلَى آثَارِهِم بِرُسُلِنَا وَقَفَّيْنَا بِعِيسَى ابْنِ مَرْيَمَ وَآتَيْنَاهُ الْإِنجِيلَ وَجَعَلْنَا فِي قُلُوبِ الَّذِينَ اتَّبَعُوهُ رَأْفَةً وَرَحْمَةً وَرَهْبَانِيَّةً ابْتَدَعُوهَا مَا كَتَبْنَاهَا عَلَيْهِمْ إِلَّا ابْتِغَاء رِضْوَانِ اللَّهِ فَمَا رَعَوْهَا حَقَّ رِعَايَتِهَا فَآتَيْنَا الَّذِينَ آمَنُوا مِنْهُمْ أَجْرَهُمْ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ فَاسِقُونَ ﴿٢٧﴾
57/Al-Hadid-27: Thumma qaffayna AAala atharihim birusulina waqaffayna biAAeesa ibni maryama waataynahu al-injeela wajaAAalna fee quloobi allatheena ittabaAAoohu ra/fatan warahmatan warahbaniyyatan ibtadaAAooha ma katabnaha AAalayhim illa ibtighaa ridwani Allahi fama raAA

Sofian S. Siregar

Vervolgens deden Wij Onze Boodschappers elkaar in hun sporen opvolgen. En Wij deden 'Îsa, de zoon van Maryam, volgen en Wij gaven hem de Indjîl. En Wij plaatsten in de harten van degenen die hem volgden mededogen en barmhartigheid. En het monnikwezen (celibaat), dat hebben zij (zelf) toegevoegd; Wij hebben het hun niet voorgeschreven. (Zij deden het) slechts om het welbehagen van Allah te zoeken. Daarna onderhielden zij het niet naar behoren en Wij gaven degenen die geloven onder hen hun beloning, maar velen onder hen waren zwaar zondigen.

Fred Leemhuis

Toen lieten Wij Onze gezanten in hun spoor volgen. Wij lieten 'Isa, de zoon van Marjam daarna volgen en gaven hem de Indjiel. En Wij legden mededogen en barmhartigheid in de harten van hen die hem volgden en ook monnikschap dat zij uitgevonden hebben. Wij hadden het hun niet voorgeschreven, maar het kwam voort uit hun streven naar Gods welbehagen. Echter zij leefden het niet op de juiste manier na. Dus gaven Wij hun uit hun midden die geloofden hun loon, maar velen van hen waren verdorven.

Salomo Keyzer

Daarna deden wij onze gezanten in hunne voetstappen treden, en wij deden hen door Jezus, den zoon van Maria, opvolgen, wien wij het evangelie gaven, en wij stortten medelijden en liefderijkheid in de harten van degenen, die hen volgden. Maar wat den monnikenstand betreft, zij stelden dien zelven in, wij schreven hun dien niet voor; wij schreven alleen de begeerte voor, Gode te behagen; maar zij namen het niet in acht, zooals het in acht genomen moest worden. En wij gaven hun, die geloofden, hunne belooning; maar velen van hen waren zondaren.
27