اتَّخَذُواْ أَحْبَارَهُمْ وَرُهْبَانَهُمْ أَرْبَابًا مِّن دُونِ اللّهِ وَالْمَسِيحَ ابْنَ مَرْيَمَ وَمَا أُمِرُواْ إِلاَّ لِيَعْبُدُواْ إِلَهًا وَاحِدًا لاَّ إِلَهَ إِلاَّ هُوَ سُبْحَانَهُ عَمَّا يُشْرِكُونَ
﴿٣١﴾
Sofian S. Siregar
Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Masîh de zoon van Marywn, terwijl hun niets is bevolen dan dat zij één God aaiibidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen.
Fred Leemhuis
Zij namen hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren in plaats van God en ook de masieh, de zoon van Marjam. En hun werd slechts bevolen één God te dienen. Er is geen god dan Hij. Hij zij geprezen, verheven als Hij is boven wat zij aan Hem als metgezellen toevoegen.
Salomo Keyzer
Zij kiezen hunne priesters en hunne monniken tot hunne heeren naast God, benevens Christus, de zoon van Maria, hoewel het hun is geboden, slechts één God te aanbidden; en er is geen God buiten hem. Het zij verre van hem wat zij met hem vereenigen.