وَالَّذِينَ كَسَبُواْ السَّيِّئَاتِ جَزَاء سَيِّئَةٍ بِمِثْلِهَا وَتَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ مَّا لَهُم مِّنَ اللّهِ مِنْ عَاصِمٍ كَأَنَّمَا أُغْشِيَتْ وُجُوهُهُمْ قِطَعًا مِّنَ اللَّيْلِ مُظْلِمًا أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
﴿٢٧﴾
Sofian S. Siregar
En degenen die slechte daden verrichten: de vergelding van de slechte daad is met het daaraan gelijke, en vernedering, bedekt hen. Er zal voor hen tegen Allah geen verdediger zijn. Het is alsof hun gezichten zijn bedekt inet stukken vaji de nacht, als een duisternis. Zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
Fred Leemhuis
Maar voor hen die de slechte daden begaan is de vergelding voor een slechte daad iets overeenkomstigs; zij zullen met vernedering overdekt worden. Zij hebben tegen God geen beschermer. Het is alsof hun gezichten bedekt zijn met stukken van de duistere nacht. Zij zijn het die in het vuur thuishoren; daarin zullen zij altijd blijven.
Salomo Keyzer
Maar zij die kwaad bedrijven, zullen de vergelding des kwaads ontvangen, daaraan gelijk, en zij zullen met schaamte bedekt worden (want zij zullen geen beschermer tegen God hebben, alsof hunne aangezichten met de diepe duisternis des nachts bedekt waren. Dezen zullen het hellevuur bewonen; eeuwig zullen zij daarin blijven.