Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١١ / صفحة ٢٠٦

At-Tawbah 118-122, Koran - Djuz' 11 - Pagina 206

Djuz'-11, Pagina-206 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-11, Pagina-206 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-11, Pagina-206 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَعَلَى الثَّلاَثَةِ الَّذِينَ خُلِّفُواْ حَتَّى إِذَا ضَاقَتْ عَلَيْهِمُ الأَرْضُ بِمَا رَحُبَتْ وَضَاقَتْ عَلَيْهِمْ أَنفُسُهُمْ وَظَنُّواْ أَن لاَّ مَلْجَأَ مِنَ اللّهِ إِلاَّ إِلَيْهِ ثُمَّ تَابَ عَلَيْهِمْ لِيَتُوبُواْ إِنَّ اللّهَ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِيمُ ﴿١١٨﴾
9/At-Tawbah-118: WaAAala alththalathati allatheena khullifoo hatta itha daqat AAalayhimu al-ardu bima rahubat wadaqat AAalayhim anfusuhum wathannoo an la maljaa mina Allahi illa ilayhi thumma taba AAalayhim liyatooboo inna Allaha huwa alttawwabu alrraheemu
En (ook) tegenover de drie die waren achtergebleven totdat de aardc mct (al) haar wijdsheid, voor hen te nauw werd en zij benauwdheid voelden en zij ervan overtuigd waren dat er geen toevluchtsoord was tegen de (bestraffing van) Allah, behalve bij Hem. Daarna aanvaardde Hij hun berouw opdat zij berouwvol zouden blijven. Voorwaar, Allah, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. (118)
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اتَّقُواْ اللّهَ وَكُونُواْ مَعَ الصَّادِقِينَ ﴿١١٩﴾
9/At-Tawbah-119: Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha wakoonoo maAAa alssadiqeena
O jullie die geloven, vreest Allah en weest met de waarachtigen. (119)
مَا كَانَ لِأَهْلِ الْمَدِينَةِ وَمَنْ حَوْلَهُم مِّنَ الأَعْرَابِ أَن يَتَخَلَّفُواْ عَن رَّسُولِ اللّهِ وَلاَ يَرْغَبُواْ بِأَنفُسِهِمْ عَن نَّفْسِهِ ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ لاَ يُصِيبُهُمْ ظَمَأٌ وَلاَ نَصَبٌ وَلاَ مَخْمَصَةٌ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَلاَ يَطَؤُونَ مَوْطِئًا يَغِيظُ الْكُفَّارَ وَلاَ يَنَالُونَ مِنْ عَدُوٍّ نَّيْلاً إِلاَّ كُتِبَ لَهُم بِهِ عَمَلٌ صَالِحٌ إِنَّ اللّهَ لاَ يُضِيعُ أَجْرَ الْمُحْسِنِينَ ﴿١٢٠﴾
9/At-Tawbah-120: Ma kana li-ahli almadeenati waman hawlahum mina al-aAArabi an yatakhallafoo AAan rasooli Allahi wala yarghaboo bi-anfusihim AAan nafsihi thalika bi-annahum la yuseebuhum thamaon wala nasabun wala makhmasatun fee sabeeli Allahi wala yataoona mawti-an yaghe
En het past de bewoners van Medinah niet, noch ben die in de omgeving verblijven van de bedoevenen, dat zij achterblijven bij de Boodschapper van Allah, noch dat zij hun eigen leven verkiezen boven zijn (Moehammad's) leven. Dat is omdat noch dorst, noch vermoeienis, noch honger hen treft op de Weg van Allah. En zij betreden geen plaats waarmee zij de woede van de ongelovigen opwekken, noch nemen zij iets af van een vijand of er wordt voor hen daarmee een goede daad opgeschreven. Voorwaar, Allah doet de beloning van de weldoeners niet verloren gaan. (120)
وَلاَ يُنفِقُونَ نَفَقَةً صَغِيرَةً وَلاَ كَبِيرَةً وَلاَ يَقْطَعُونَ وَادِيًا إِلاَّ كُتِبَ لَهُمْ لِيَجْزِيَهُمُ اللّهُ أَحْسَنَ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ ﴿١٢١﴾
9/At-Tawbah-121: Wala yunfiqoona nafaqatan sagheeratan wala kabeeratan wala yaqtaAAoona wadiyan illa kutiba lahum liyajziyahumu Allahu ahsana ma kanoo yaAAmaloona
En zij geven geen bijdrage, klein of groot, en zij doorkruisen geen vallei, of het wordt voor hen opgeschreven, opdat Allah hen zal belonen naar het beste van wat zij plachten te doen. (121)
وَمَا كَانَ الْمُؤْمِنُونَ لِيَنفِرُواْ كَآفَّةً فَلَوْلاَ نَفَرَ مِن كُلِّ فِرْقَةٍ مِّنْهُمْ طَآئِفَةٌ لِّيَتَفَقَّهُواْ فِي الدِّينِ وَلِيُنذِرُواْ قَوْمَهُمْ إِذَا رَجَعُواْ إِلَيْهِمْ لَعَلَّهُمْ يَحْذَرُونَ ﴿١٢٢﴾
9/At-Tawbah-122: Wama kana almu/minoona liyanfiroo kaffatan falawla nafara min kulli firqatin minhum ta-ifatun liyatafaqqahoo fee alddeeni waliyunthiroo qawmahum itha rajaAAoo ilayhim laAAallahum yahtharoona
En het past de gelovigen niet dat zij allen (ten strijde) uitrukken. Waarom rukt niet van elke groep een aantal uit, opdat zij (de achtergeblevenen) belzrip verkrijgen over de godsdienst, zodat zij hun volk zullen waarschuwen wanneer het tot hen is teruggekeerd. Hopelijk zullen zij zichzelf behoeden. (122)