Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٢ / صفحة ٢٣٤

Hud 109-117, Koran - Djuz' 12 - Pagina 234

Djuz'-12, Pagina-234 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-12, Pagina-234 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-12, Pagina-234 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَلاَ تَكُ فِي مِرْيَةٍ مِّمَّا يَعْبُدُ هَؤُلاء مَا يَعْبُدُونَ إِلاَّ كَمَا يَعْبُدُ آبَاؤُهُم مِّن قَبْلُ وَإِنَّا لَمُوَفُّوهُمْ نَصِيبَهُمْ غَيْرَ مَنقُوصٍ ﴿١٠٩﴾
11/Hud-109: Fala taku fee miryatin mimma yaAAbudu haola-i ma yaAAbudoona illa kama yaAAbudu abaohum min qablu wa-inna lamuwaffoohum naseebahum ghayra manqoosin
Verkeer daarom niet in twijfel over wat deze mensen aanbidden, zij aanbidden slechts zoals hun vaderen voorheen aanbeden. En voorwaar, wij zullen hen zeker hun deel volledig vergelden, zonder vermindering. (109)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ فَاخْتُلِفَ فِيهِ وَلَوْلاَ كَلِمَةٌ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ لَقُضِيَ بَيْنَهُمْ وَإِنَّهُمْ لَفِي شَكٍّ مِّنْهُ مُرِيبٍ ﴿١١٠﴾
11/Hud-110: Walaqad atayna moosa alkitaba faikhtulifa feehi walawla kalimatun sabaqat min rabbika laqudiya baynahum wa-innahum lafee shakkin minhu mureebun
En voorzeker, wij hebben Môesa de Schrift (de Taurât) gegeven, waarna er onenigheid over bestond. En als er niet een Woord van jouw Heer vooruitgegaan was, dan zou er reeds Uwen hen zijn geoordeeld. En voorwaar, zij verkeren zeker in vergaande twijfel. (110)
وَإِنَّ كُلاًّ لَّمَّا لَيُوَفِّيَنَّهُمْ رَبُّكَ أَعْمَالَهُمْ إِنَّهُ بِمَا يَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ﴿١١١﴾
11/Hud-111: Wa-inna kullan lamma layuwaffiyannahum rabbuka aAAmalahum innahu bima yaAAmaloona khabeerun
En voorwar, jouw Heer zal aan een ieder zijn daden volledig vergelden. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat zij doen. (111)
فَاسْتَقِمْ كَمَا أُمِرْتَ وَمَن تَابَ مَعَكَ وَلاَ تَطْغَوْاْ إِنَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿١١٢﴾
11/Hud-112: Faistaqim kama omirta waman taba maAAaka wala tatghaw innahu bima taAAmaloona baseerun
Wees standvastig, zoals jou en wie met jou berouw toont is bevolen, en overtreed niet. Voorwaar, Hij ziet wat jullie doen. (112)
وَلاَ تَرْكَنُواْ إِلَى الَّذِينَ ظَلَمُواْ فَتَمَسَّكُمُ النَّارُ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ اللّهِ مِنْ أَوْلِيَاء ثُمَّ لاَ تُنصَرُونَ ﴿١١٣﴾
11/Hud-113: Wala tarkanoo ila allatheena thalamoo fatamassakumu alnnaru wama lakum min dooni Allahi min awliyaa thumma la tunsaroona
En neigt niet tot degenen die onrecht pleegden, anders zal de Hel jullie aanraken en is er voor jullie naast Allah geen beschermer. Dan zullen jullie niet worden geholpen. (113)
وَأَقِمِ الصَّلاَةَ طَرَفَيِ النَّهَارِ وَزُلَفًا مِّنَ اللَّيْلِ إِنَّ الْحَسَنَاتِ يُذْهِبْنَ السَّيِّئَاتِ ذَلِكَ ذِكْرَى لِلذَّاكِرِينَ ﴿١١٤﴾
11/Hud-114: Waaqimi alssalata tarafayi alnnahari wazulafan mina allayli inna alhasanati yuthhibna alssayyi-ati thalika thikra lilththakireena
En verricht de shalât aan het begin en het einde van dc dag en aan het begin van de avond, voorwaar, de goode daden wissen de slechte daden uit. Dat is een onderricht voor degenen die zich laten onderrichten. (114)
وَاصْبِرْ فَإِنَّ اللّهَ لاَ يُضِيعُ أَجْرَ الْمُحْسِنِينَ ﴿١١٥﴾
11/Hud-115: Waisbir fa-inna Allaha la yudeeAAu ajra almuhsineena
En wees geduldig, went waarlijk, Allah zal de beloning van de weldoeners niet verloren doen gaan. (115)
فَلَوْلاَ كَانَ مِنَ الْقُرُونِ مِن قَبْلِكُمْ أُوْلُواْ بَقِيَّةٍ يَنْهَوْنَ عَنِ الْفَسَادِ فِي الأَرْضِ إِلاَّ قَلِيلاً مِّمَّنْ أَنجَيْنَا مِنْهُمْ وَاتَّبَعَ الَّذِينَ ظَلَمُواْ مَا أُتْرِفُواْ فِيهِ وَكَانُواْ مُجْرِمِينَ ﴿١١٦﴾
11/Hud-116: Falawla kana mina alqurooni min qablikum oloo baqiyyatin yanhawna AAani alfasadi fee al-ardi illa qaleelan mimman anjayna minhum waittabaAAa allatheena thalamoo ma otrifoo feehi wakanoo mujrimeena
Waren er maar onder de generaties vóór jullie bezitters van inzicht geweest, die weerhielden van het verderf op aarde (maar deze waren niet), met uitzondering van enkelen van hen die Wij hebben gered. En degenen die onrecht pleegden, joegen de weelde na waarin zij leefden, eti zij waren misdadigers. (116)
وَمَا كَانَ رَبُّكَ لِيُهْلِكَ الْقُرَى بِظُلْمٍ وَأَهْلُهَا مُصْلِحُونَ ﴿١١٧﴾
11/Hud-117: Wama kana rabbuka liyuhlika alqura bithulmin waahluha muslihoona
En jouw Heer was niet zo dat Hij de steden onrechtvaardig vernietigde, terwijl de bewoners ervan oprechten waren. (117)