Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٣ / صفحة ٢٤٧

Yusuf 96-103, Koran - Djuz' 13 - Pagina 247

Djuz'-13, Pagina-247 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-13, Pagina-247 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-13, Pagina-247 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
فَلَمَّا أَن جَاء الْبَشِيرُ أَلْقَاهُ عَلَى وَجْهِهِ فَارْتَدَّ بَصِيرًا قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكُمْ إِنِّي أَعْلَمُ مِنَ اللّهِ مَا لاَ تَعْلَمُونَ ﴿٩٦﴾
12/Yusuf-96: Falamma an jaa albasheeru alqahu AAala wajhihi fairtadda baseeran qala alam aqul lakum innee aAAlamu mina Allahi ma la taAAlamoona
En toen de verkondiger van de verheugende tijding kwam, legde hij het (hemd) op zijn gezicht, hij (Ya'qôeb) kreeg vervolgens zijn gezichtsvermogen terug, en zei: "Voorwaar, heb ik jullie niet gezegd dat ik van Allah weet wat jullie niet weten?" (96)
قَالُواْ يَا أَبَانَا اسْتَغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا إِنَّا كُنَّا خَاطِئِينَ ﴿٩٧﴾
12/Yusuf-97: Qaloo ya abana istaghfir lana thunoobana inna kunna khati-eena
Zij zeiden: "O onze vader, vraag voor ons vergeving voor onze zonden. Voorwaar, wij waren zondaren." (97)
قَالَ سَوْفَ أَسْتَغْفِرُ لَكُمْ رَبِّيَ إِنَّهُ هُوَ الْغَفُورُ الرَّحِيمُ ﴿٩٨﴾
12/Yusuf-98: Qala sawfa astaghfiru lakum rabbee innahu huwa alghafooru alrraheemu
Hij (Ya'qôeb) zei: "Ik zal mijn Heer vergeving voor jullie vragen. Voorwaar, Hij is de Vergevens-gezinde, de Meest Barmhartige." (98)
فَلَمَّا دَخَلُواْ عَلَى يُوسُفَ آوَى إِلَيْهِ أَبَوَيْهِ وَقَالَ ادْخُلُواْ مِصْرَ إِن شَاء اللّهُ آمِنِينَ ﴿٩٩﴾
12/Yusuf-99: Falamma dakhaloo AAala yoosufa awa ilayhi abawayhi waqala odkhuloo misra in shaa Allahu amineena
Toen zij binnenkwamen bij Yôesoef, omhelsde hij zijn onders, en hij zei: "Gaat Egypte binnen. Als Allah het wil, zullen jullie veilig zijn." (99)
وَرَفَعَ أَبَوَيْهِ عَلَى الْعَرْشِ وَخَرُّواْ لَهُ سُجَّدًا وَقَالَ يَا أَبَتِ هَذَا تَأْوِيلُ رُؤْيَايَ مِن قَبْلُ قَدْ جَعَلَهَا رَبِّي حَقًّا وَقَدْ أَحْسَنَ بَي إِذْ أَخْرَجَنِي مِنَ السِّجْنِ وَجَاء بِكُم مِّنَ الْبَدْوِ مِن بَعْدِ أَن نَّزغَ الشَّيْطَانُ بَيْنِي وَبَيْنَ إِخْوَتِي إِنَّ رَبِّي لَطِيفٌ لِّمَا يَشَاء إِنَّهُ هُوَ الْعَلِيمُ الْحَكِيمُ ﴿١٠٠﴾
12/Yusuf-100: WarafaAAa abawayhi AAala alAAarshi wakharroo lahu sujjadan waqala ya abati hatha ta/weelu ru/yaya min qablu qad jaAAalaha rabbee haqqan waqad ahsana bee ith akhrajanee mina alssijni wajaa bikum mina albadwi min baAAdi an nazagha alshshaytanu baynee wabayn
En hij bracht zijn ouders naar de slaapplaats. En zij wierpen zich ter aarde voor hem (Yôesoef). En hij zei: "O mijn vader, dit is de uitleg van mijn vroegere droom; waarlijk, mijn Heer heeft het werkelijkheid laten worden. En waarlijk, mijn Heer heeft goed voor mij gezorgd toen hij mij vrijgelaten heeft uit de gevangenis en toen hij jullie uit de woestijn bracht, nadat de Satan de relatie tussen mij en mijn broeders verbroken had. Voorwaar, mijn Heer is Zachtmoedig voor wie Hij wil. Voorwaar, Hij is de Alwetende, de Alwijze. (100)
رَبِّ قَدْ آتَيْتَنِي مِنَ الْمُلْكِ وَعَلَّمْتَنِي مِن تَأْوِيلِ الأَحَادِيثِ فَاطِرَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ أَنتَ وَلِيِّي فِي الدُّنُيَا وَالآخِرَةِ تَوَفَّنِي مُسْلِمًا وَأَلْحِقْنِي بِالصَّالِحِينَ ﴿١٠١﴾
12/Yusuf-101: Rabbi qad ataytanee mina almulki waAAallamtanee min ta/weeli al-ahadeethi fatira alssamawati waal-ardi anta waliyyee fee alddunya waal-akhirati tawaffanee musliman waalhiqnee bialssaliheena
O mijn Heer, voorzeker, U heeft mij een gedeelte van het koninkrijk gegeven en U heeft mij de uitleg van de dromen onderwezen. Schepper van de hemelen en de aarde, U bent mijn Beschermer, op de wereld en in het Hiernamaals, doe rnij sterven als iemand die zich (aan Allah) overgegeven heeft en verenig mij met de oprechten." (101)
ذَلِكَ مِنْ أَنبَاء الْغَيْبِ نُوحِيهِ إِلَيْكَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ أَجْمَعُواْ أَمْرَهُمْ وَهُمْ يَمْكُرُونَ ﴿١٠٢﴾
12/Yusuf-102: Thalika min anba-i alghaybi nooheehi ilayka wama kunta ladayhim ith ajmaAAoo amrahum wahum yamkuroona
Dit behoort tot de goschiedenissen over het onwaarneembare, die Wij aan jou (O Moehammad) openbaren. Jij was niet bij hen, toen zij bijeenkwamen voor hun zaak, terwijl zij een list beraamden. (102)
وَمَا أَكْثَرُ النَّاسِ وَلَوْ حَرَصْتَ بِمُؤْمِنِينَ ﴿١٠٣﴾
12/Yusuf-103: Wama aktharu alnnasi walaw harasta bimu/mineena
En er zijn veel mensen (die niet goloven), ook al wens jij dat zij gelovigen worden. (103)