Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٤ / صفحة ٢٦٣

Al-Hijr 16-31, Koran - Djuz' 14 - Pagina 263

Djuz'-14, Pagina-263 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-14, Pagina-263 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-14, Pagina-263 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلَقَدْ جَعَلْنَا فِي السَّمَاء بُرُوجًا وَزَيَّنَّاهَا لِلنَّاظِرِينَ ﴿١٦﴾
15/Al-Hijr-16: Walaqad jaAAalna fee alssama-i buroojan wazayyannaha lilnnathireena
En voorzeker, Wij hebben in de hemel sterrenstelsels aangebracht en Wij hebben haar versierd voor de aanschouwers. (16)
وَحَفِظْنَاهَا مِن كُلِّ شَيْطَانٍ رَّجِيمٍ ﴿١٧﴾
15/Al-Hijr-17: Wahafithnaha min kulli shaytanin rajeemin
En Wij hebben haar bewaakt tegen elke vervloekte Satan. (17)
إِلاَّ مَنِ اسْتَرَقَ السَّمْعَ فَأَتْبَعَهُ شِهَابٌ مُّبِينٌ ﴿١٨﴾
15/Al-Hijr-18: Illa mani istaraqa alssamAAa faatbaAAahu shihabun mubeenun
Behalve degene die (de Satan) heeft afgeluisterd, dan achtervolgd wordt door een heldere vlam. (18)
وَالأَرْضَ مَدَدْنَاهَا وَأَلْقَيْنَا فِيهَا رَوَاسِيَ وَأَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ شَيْءٍ مَّوْزُونٍ ﴿١٩﴾
15/Al-Hijr-19: Waal-arda madadnaha waalqayna feeha rawasiya waanbatna feeha min kulli shay-in mawzoonin
En Wij hebben de aarde uitgestrekt en Wij hebben daarop bergen geplaatst en Wij hebben daarop van alles doen groeien volgens een evenwichte maat. (19)
وَجَعَلْنَا لَكُمْ فِيهَا مَعَايِشَ وَمَن لَّسْتُمْ لَهُ بِرَازِقِينَ ﴿٢٠﴾
15/Al-Hijr-20: WajaAAalna lakum feeha maAAayisha waman lastum lahu biraziqeena
En Wij hebben voor jullie daar levensonderhoud gemaakt, (ook voor) degene voor wie jullie niet de voorzieners zijn. (20)
وَإِن مِّن شَيْءٍ إِلاَّ عِندَنَا خَزَائِنُهُ وَمَا نُنَزِّلُهُ إِلاَّ بِقَدَرٍ مَّعْلُومٍ ﴿٢١﴾
15/Al-Hijr-21: Wa-in min shay-in illa AAindana khaza-inuhu wama nunazziluhu illa biqadarin maAAloomin
Er is geen ding waarvan de schatten niet bij Ons zijn, en Wij zenden deze slechts volgens een vastgestelde maatgeving neer. (21)
وَأَرْسَلْنَا الرِّيَاحَ لَوَاقِحَ فَأَنزَلْنَا مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَسْقَيْنَاكُمُوهُ وَمَا أَنتُمْ لَهُ بِخَازِنِينَ ﴿٢٢﴾
15/Al-Hijr-22: Waarsalna alrriyaha lawaqiha faanzalna mina alssama-i maan faasqaynakumoohu wama antum lahu bikhazineena
En Wij hebben de winden gezonden als bestuivers en Wij hebben regen neergezonden uit de hemel, waarmee wij jullie te drinken geven. En jullie zijn daar niet de bewaarders van. (22)
وَإنَّا لَنَحْنُ نُحْيِي وَنُمِيتُ وَنَحْنُ الْوَارِثُونَ ﴿٢٣﴾
15/Al-Hijr-23: Wa-inna lanahnu nuhyee wanumeetu wanahnu alwarithoona
Voorwaar, Wij zijn het Die doen leven en doen sterven. En Wij zijn de erfgenamen. (23)
وَلَقَدْ عَلِمْنَا الْمُسْتَقْدِمِينَ مِنكُمْ وَلَقَدْ عَلِمْنَا الْمُسْتَأْخِرِينَ ﴿٢٤﴾
15/Al-Hijr-24: Walaqad AAalimna almustaqdimeena minkum walaqad AAalimna almusta/khireena
En voorzeker, Wij kennen de mensen die jullie zijn voorgegaan (in de dood). En voorzeker, Wij kennen de achterblijvers. (24)
وَإِنَّ رَبَّكَ هُوَ يَحْشُرُهُمْ إِنَّهُ حَكِيمٌ عَلِيمٌ ﴿٢٥﴾
15/Al-Hijr-25: Wa-inna rabbaka huwa yahshuruhum innahu hakeemun AAaleemun
En voorwaar, jouw Heer is het Die hen verzamelt. Voorwaar, Hij is Alwijs, Alwetend. (25)
وَلَقَدْ خَلَقْنَا الإِنسَانَ مِن صَلْصَالٍ مِّنْ حَمَإٍ مَّسْنُونٍ ﴿٢٦﴾
15/Al-Hijr-26: Walaqad khalaqna al-insana min salsalin min hama-in masnoonin
En voorzeker, Wij hebben de mens (Adam) geschapen uit klei, van zwart slijk gevormd. (26)
وَالْجَآنَّ خَلَقْنَاهُ مِن قَبْلُ مِن نَّارِ السَّمُومِ ﴿٢٧﴾
15/Al-Hijr-27: Waaljanna khalaqnahu min qablu min nari alssamoomi
En Wij hebben daarvoor de Djinn's geschapen uit een gloeiend vuur. (27)
وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلاَئِكَةِ إِنِّي خَالِقٌ بَشَرًا مِّن صَلْصَالٍ مِّنْ حَمَإٍ مَّسْنُونٍ ﴿٢٨﴾
15/Al-Hijr-28: Wa-ith qala rabbuka lilmala-ikati innee khaliqun basharan min salsalin min hama-in masnoonin
(Gedenkt) toen jouw Heer tot de Engelen zei: "Voorwaar, Ik zal een mens scheppen van klei, uit zwart slijk gevormd." (28)
فَإِذَا سَوَّيْتُهُ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِي فَقَعُواْ لَهُ سَاجِدِينَ ﴿٢٩﴾
15/Al-Hijr-29: Fa-itha sawwaytuhu wanafakhtu feehi min roohee faqaAAoo lahu sajideena
Toen Ik hem vervolmaakt had en Mijn (geschapen) Geest erin geblazen had, toen knielden zij (de Engelen) voor hem. (29)
فَسَجَدَ الْمَلآئِكَةُ كُلُّهُمْ أَجْمَعُونَ ﴿٣٠﴾
15/Al-Hijr-30: Fasajada almala-ikatu kulluhum ajmaAAoona
Toen knielden de Engelen allen gezamenlijk. (30)
إِلاَّ إِبْلِيسَ أَبَى أَن يَكُونَ مَعَ السَّاجِدِينَ ﴿٣١﴾
15/Al-Hijr-31: Illa ibleesa aba an yakoona maAAa alssajideena
Behalve Iblis, bij weigerde te behoren tot de knielenden. (31)