Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٧ / صفحة ٣٢٣

Al-Anbiya 11-24, Koran - Djuz' 17 - Pagina 323

Djuz'-17, Pagina-323 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-17, Pagina-323 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-17, Pagina-323 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَكَمْ قَصَمْنَا مِن قَرْيَةٍ كَانَتْ ظَالِمَةً وَأَنشَأْنَا بَعْدَهَا قَوْمًا آخَرِينَ ﴿١١﴾
21/Al-Anbiya-11: Wakam qasamna min qaryatin kanat thalimatan waansha/na baAAdaha qawman akhareena
En hoevelen uit de steden vernietigden Wij niet die onrecht pleegden, na wie Wij een ander volk deden opstaan? (11)
فَلَمَّا أَحَسُّوا بَأْسَنَا إِذَا هُم مِّنْهَا يَرْكُضُونَ ﴿١٢﴾
21/Al-Anbiya-12: Falamma ahassoo ba/sana itha hum minha yarkudoona
En wanneef zij dan Onze besüafflng aan voelden komen, dan (probeerden) zij ervan weg te rennen. (12)
لَا تَرْكُضُوا وَارْجِعُوا إِلَى مَا أُتْرِفْتُمْ فِيهِ وَمَسَاكِنِكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْأَلُونَ ﴿١٣﴾
21/Al-Anbiya-13: La tarkudoo wairjiAAoo ila ma otriftum feehi wamasakinikum laAAallakum tus-aloona
Rent niet weg, maar keert terug naar wat jullie van de goede dingen van het leven gegeven was en jullie huizen, opdat jullie ondervraagd zullen worden. (13)
قَالُوا يَا وَيْلَنَا إِنَّا كُنَّا ظَالِمِينَ ﴿١٤﴾
21/Al-Anbiya-14: Qaloo ya waylana inna kunna thalimeena
Zij zeiden: "Wee ons: voorwaar, wij waren onrechtvaardigen!" (14)
فَمَا زَالَت تِّلْكَ دَعْوَاهُمْ حَتَّى جَعَلْنَاهُمْ حَصِيدًا خَامِدِينَ ﴿١٥﴾
21/Al-Anbiya-15: Fama zalat tilka daAAwahum hatta jaAAalnahum haseedan khamideena
En die weeklacht van hen hield niet op voordat Wij hen als neergemaaid, uitgestorven maakten. (15)
وَمَا خَلَقْنَا السَّمَاء وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا لَاعِبِينَ ﴿١٦﴾
21/Al-Anbiya-16: Wama khalaqna alssamaa waal-arda wama baynahuma laAAibeena
En Wij schiepen de hemelen en de aarde en wat tussen hen is niet als vermaak. (16)
لَوْ أَرَدْنَا أَن نَّتَّخِذَ لَهْوًا لَّاتَّخَذْنَاهُ مِن لَّدُنَّا إِن كُنَّا فَاعِلِينَ ﴿١٧﴾
21/Al-Anbiya-17: Law aradna an nattakhitha lahwan laittakhathnahu min ladunna in kunna faAAileena
Indien Wij gewild zouden hebben het als vermaak te nemen, dan zouden Wij het van Onze Zijde gernomen hebben, als Wij (zoiets al) gedaan zouden hebben. (17)
بَلْ نَقْذِفُ بِالْحَقِّ عَلَى الْبَاطِلِ فَيَدْمَغُهُ فَإِذَا هُوَ زَاهِقٌ وَلَكُمُ الْوَيْلُ مِمَّا تَصِفُونَ ﴿١٨﴾
21/Al-Anbiya-18: Bal naqthifu bialhaqqi AAala albatili fayadmaghuhu fa-itha huwa zahiqun walakumu alwaylu mimma tasifoona
Welnee, Wij werpen de Waarheid tegen het valse, waarop het vernietigd wordt en dan verdwijnt het. En wee jullie voor wat jullie toeschrijven (aan Allah). (18)
وَلَهُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَنْ عِندَهُ لَا يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِهِ وَلَا يَسْتَحْسِرُونَ ﴿١٩﴾
21/Al-Anbiya-19: Walahu man fee alssamawati waal-ardi waman AAindahu la yastakbiroona AAan AAibadatihi wala yastahsiroona
Aan Hem behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En degenen die niet Hem zijn (de Engelen), zijn niet te hoogmoedig om Hem te dienen en zij worden er niet moe van. (19)
يُسَبِّحُونَ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ لَا يَفْتُرُونَ ﴿٢٠﴾
21/Al-Anbiya-20: Yusabbihoona allayla waalnnahara la yafturoona
Zij prijzen Zijn Glorie tijdens de nacht en de dag en versagen niet. (20)
أَمِ اتَّخَذُوا آلِهَةً مِّنَ الْأَرْضِ هُمْ يُنشِرُونَ ﴿٢١﴾
21/Al-Anbiya-21: Ami ittakhathoo alihatan mina al-ardi hum yunshiroona
Of hebben zij (de ongelovigen) goden uit de aarde genomen die (de doden kunnen) opwekken? (21)
لَوْ كَانَ فِيهِمَا آلِهَةٌ إِلَّا اللَّهُ لَفَسَدَتَا فَسُبْحَانَ اللَّهِ رَبِّ الْعَرْشِ عَمَّا يَصِفُونَ ﴿٢٢﴾
21/Al-Anbiya-22: Law kana feehima alihatun illa Allahu lafasadata fasubhana Allahi rabbi alAAarshi AAamma yasifoona
Als er andere goden dan Allah in zouden zijn, dan zou zij (de hemelen en de aarde) zeker vergaan: maar Heilig is Allah, Heer van de Troon, boven wat zij Hem toeschrijven! (22)
لَا يُسْأَلُ عَمَّا يَفْعَلُ وَهُمْ يُسْأَلُونَ ﴿٢٣﴾
21/Al-Anbiya-23: La yus-alu AAamma yafAAalu wahum yus-aloona
Hij kan niet over Zijn handelen ondervraagd worden, terwijt zij wel ondervraagd worden. (23)
أَمِ اتَّخَذُوا مِن دُونِهِ آلِهَةً قُلْ هَاتُوا بُرْهَانَكُمْ هَذَا ذِكْرُ مَن مَّعِيَ وَذِكْرُ مَن قَبْلِي بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ الْحَقَّ فَهُم مُّعْرِضُونَ ﴿٢٤﴾
21/Al-Anbiya-24: Ami ittakhathoo min doonihi alihatan qul hatoo burhanakum hatha thikru man maAAiya wathikru man qablee bal aktharuhum la yaAAlamoona alhaqqa fahum muAAridoona
Of hebben zij naast Hem goden genomen? Zeg (O Moehammad): "Brengt jullie bewijs, dit is de Varmaning van degenen met mij en vóór mij." Maar de meesten van hen kennen de Waarheid niet, daarom keren zij zich af. (24)