Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٧ / صفحة ٣٢٥

Al-Anbiya 36-44, Koran - Djuz' 17 - Pagina 325

Djuz'-17, Pagina-325 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-17, Pagina-325 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-17, Pagina-325 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَإِذَا رَآكَ الَّذِينَ كَفَرُوا إِن يَتَّخِذُونَكَ إِلَّا هُزُوًا أَهَذَا الَّذِي يَذْكُرُ آلِهَتَكُمْ وَهُم بِذِكْرِ الرَّحْمَنِ هُمْ كَافِرُونَ ﴿٣٦﴾
21/Al-Anbiya-36: Wa-itha raaka allatheena kafaroo in yattakhithoonaka illa huzuwan ahatha allathee yathkuru alihatakum wahum bithikri alrrahmani hum kafiroona
En als degenen die ongelovig zijn jou zien, zullen zij jou slechts spottend behandelen: "Is dit degene die jullie goden verwijten maakt?" En in het gedenken van de Barmhartige geloven zij niet. (36)
خُلِقَ الْإِنسَانُ مِنْ عَجَلٍ سَأُرِيكُمْ آيَاتِي فَلَا تَسْتَعْجِلُونِ ﴿٣٧﴾
21/Al-Anbiya-37: Khuliqa al-insanu min AAajalin saoreekum ayatee fala tastaAAjiloona
De mens is haastig (van aard) geschapen. Spoedig zal ik jullie mijn Tekenen laten zien, vraagt daarom geen verhaasting (ervan). (37)
وَيَقُولُونَ مَتَى هَذَا الْوَعْدُ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ﴿٣٨﴾
21/Al-Anbiya-38: Wayaqooloona mata hatha alwaAAdu in kuntum sadiqeena
Zij zeggen: "Wanneer vindt (de vervulling van) deze belofte plaats als jullie waarachtigen zijn?" (38)
لَوْ يَعْلَمُ الَّذِينَ كَفَرُوا حِينَ لَا يَكُفُّونَ عَن وُجُوهِهِمُ النَّارَ وَلَا عَن ظُهُورِهِمْ وَلَا هُمْ يُنصَرُونَ ﴿٣٩﴾
21/Al-Anbiya-39: Law yaAAlamu allatheena kafaroo heena la yakuffoona AAan wujoohihimu alnnara wala AAan thuhoorihim wala hum yunsaroona
Als degenen die ongelovig zijn maar het moment gekend hadden waarop zij de Hel niet van hun gezichten kunnen afhouden, en niet van hun ruggen. En zij worden niet geholpen! (39)
بَلْ تَأْتِيهِم بَغْتَةً فَتَبْهَتُهُمْ فَلَا يَسْتَطِيعُونَ رَدَّهَا وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٤٠﴾
21/Al-Anbiya-40: Bal ta/teehim baghtatan fatabhatuhum fala yastateeAAoona raddaha wala hum yuntharoona
Integendeel, het zal hen onverwachts overvallen en hen verbijsteren. Daarom zijn zij niet in staat het tegen te houden. En hun (bestraffing) zal niet uitgesteld worden. (40)
وَلَقَدِ اسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍ مِّن قَبْلِكَ فَحَاقَ بِالَّذِينَ سَخِرُوا مِنْهُم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِؤُون ﴿٤١﴾
21/Al-Anbiya-41: Walaqadi istuhzi-a birusulin min qablika fahaqa biallatheena sakhiroo minhum ma kanoo bihi yastahzi-oona
En voorzeker, er word vóór jou al de spot met de Boodschappers gedreven maar degenen die hen belachelijk maakten, werden omsingeld door hetgeen waarmee zij de spot plachten te drijven. (41)
قُلْ مَن يَكْلَؤُكُم بِاللَّيْلِ وَالنَّهَارِ مِنَ الرَّحْمَنِ بَلْ هُمْ عَن ذِكْرِ رَبِّهِم مُّعْرِضُونَ ﴿٤٢﴾
21/Al-Anbiya-42: Qul man yaklaokum biallayli waalnnahari mina alrrahmani bal hum AAan thikri rabbihim muAAridoona
Zeg: "Wie kan jullie 's nacht en overdag veiligheid bieden tegen de Barmhartige?" Nee, zij keren zich af van de Vermaning van kun Heer. (42)
أَمْ لَهُمْ آلِهَةٌ تَمْنَعُهُم مِّن دُونِنَا لَا يَسْتَطِيعُونَ نَصْرَ أَنفُسِهِمْ وَلَا هُم مِّنَّا يُصْحَبُونَ ﴿٤٣﴾
21/Al-Anbiya-43: Am lahum alihatun tamnaAAuhum min doonina la yastateeAAoona nasra anfusihim wala hum minna yushaboona
Of hebben zij goden, die hen verdedigen tegen Ons? Zij zijn niet in staat zichzelf te helpen en zij worden niet tegen Ons bijgestaan. (43)
بَلْ مَتَّعْنَا هَؤُلَاء وَآبَاءهُمْ حَتَّى طَالَ عَلَيْهِمُ الْعُمُرُ أَفَلَا يَرَوْنَ أَنَّا نَأْتِي الْأَرْضَ نَنقُصُهَا مِنْ أَطْرَافِهَا أَفَهُمُ الْغَالِبُونَ ﴿٤٤﴾
21/Al-Anbiya-44: Bal mattaAAna haola-i waabaahum hatta tala AAalayhimu alAAumuru afala yarawna anna na/tee al-arda nanqusuha min atrafiha afahumu alghaliboona
Maar Wij hebben hun en hun vaderen genietingen geschonken, totdat de leeftijden voor hen veriengd werden. Zien zij dan niet dat Wij het land (onder hun macht) doen verminderen vanaf haar buitengronzen? Zijn zij dan de overwinnaars? (44)