Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٧ / صفحة ٣٢٦

Al-Anbiya 45-57, Koran - Djuz' 17 - Pagina 326

Djuz'-17, Pagina-326 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-17, Pagina-326 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-17, Pagina-326 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قُلْ إِنَّمَا أُنذِرُكُم بِالْوَحْيِ وَلَا يَسْمَعُ الصُّمُّ الدُّعَاء إِذَا مَا يُنذَرُونَ ﴿٤٥﴾
21/Al-Anbiya-45: Qul innama onthirukum bialwahyi wala yasmaAAu alssummu aldduAAaa itha ma yuntharoona
Zeg: "Voorwaar, ik waarschuw jullie slechts met de Openbaring." Maar de doven luisteren niet naar de oproep, zelfs (niet) wanneer zij gewaarschuwd worden. (45)
وَلَئِن مَّسَّتْهُمْ نَفْحَةٌ مِّنْ عَذَابِ رَبِّكَ لَيَقُولُنَّ يَا وَيْلَنَا إِنَّا كُنَّا ظَالِمِينَ ﴿٤٦﴾
21/Al-Anbiya-46: Wala-in massat-hum nafhatun min AAathabi rabbika layaqoolunna ya waylana inna kunna thalimeena
En als ook maar een adem van de bestraffing van jouw Heer ben trek zeggen zij zeker: "Wee ons! Voorwaar, wij waren onrechtvaardigen!" (46)
وَنَضَعُ الْمَوَازِينَ الْقِسْطَ لِيَوْمِ الْقِيَامَةِ فَلَا تُظْلَمُ نَفْسٌ شَيْئًا وَإِن كَانَ مِثْقَالَ حَبَّةٍ مِّنْ خَرْدَلٍ أَتَيْنَا بِهَا وَكَفَى بِنَا حَاسِبِينَ ﴿٤٧﴾
21/Al-Anbiya-47: WanadaAAu almawazeena alqista liyawmi alqiyamati fala tuthlamu nafsun shay-an wa-in kana mithqala habbatin min khardalin atayna biha wakafa bina hasibeena
En Wij zullen betrouwbare weegschalen opstellen op de Dag der Opstanding, zodat geen ziet iets van onrecht aangedaan wordt. En al gaat het om het gewicht van een mosterdzaadje: Wij zullen het naar voren brengen. En Wij zijn voldoende als Berekenaars. (47)
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى وَهَارُونَ الْفُرْقَانَ وَضِيَاء وَذِكْرًا لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٤٨﴾
21/Al-Anbiya-48: Walaqad atayna moosa waharoona alfurqana wadiyaan wathikran lilmuttaqeena
En voorzeker hebben Wij aan Môesa en Hârôen een Foerqân gegeven, als een verheidering en een Vemaning voor de Moettaqôen. (48)
الَّذِينَ يَخْشَوْنَ رَبَّهُم بِالْغَيْبِ وَهُم مِّنَ السَّاعَةِ مُشْفِقُونَ ﴿٤٩﴾
21/Al-Anbiya-49: Allatheena yakhshawna rabbahum bialghaybi wahum mina alssaAAati mushfiqoona
Degenen die voor kun Heer vrezen in het verborgene. En zij zijn bang voor het Uur. (49)
وَهَذَا ذِكْرٌ مُّبَارَكٌ أَنزَلْنَاهُ أَفَأَنتُمْ لَهُ مُنكِرُونَ ﴿٥٠﴾
21/Al-Anbiya-50: Wahatha thikrun mubarakun anzalnahu afaantum lahu munkiroona
En dit is een gezegende Vermaning, die Wij neerzonden. Zullen jullie haar dan verwerpen? (50)
وَلَقَدْ آتَيْنَا إِبْرَاهِيمَ رُشْدَهُ مِن قَبْلُ وَكُنَّا بِه عَالِمِينَ ﴿٥١﴾
21/Al-Anbiya-51: Walaqad atayna ibraheema rushdahu min qablu wakunna bihi AAalimeena
En voorzeker gaven Wij vroeger Ibrâhîm zijn rechtgeleidheid en Wij waren bekend met hem. (51)
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِ مَا هَذِهِ التَّمَاثِيلُ الَّتِي أَنتُمْ لَهَا عَاكِفُونَ ﴿٥٢﴾
21/Al-Anbiya-52: Ith qala li-abeehi waqawmihi ma hathihi alttamatheelu allatee antum laha AAakifoona
(Gedenkt) toen hij tegen zijn vader en zijn voik zei: "Wat zijn dat voor beelden, die jullie aanbidden?" (52)
قَالُوا وَجَدْنَا آبَاءنَا لَهَا عَابِدِينَ ﴿٥٣﴾
21/Al-Anbiya-53: Qaloo wajadna abaana laha AAabideena
Zij zeiden: "Wij vonden dat onze vaderen hen aanbaden." (53)
قَالَ لَقَدْ كُنتُمْ أَنتُمْ وَآبَاؤُكُمْ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ﴿٥٤﴾
21/Al-Anbiya-54: Qala laqad kuntum antum waabaokum fee dalalin mubeenin
Hij zei: "Voorzeker, jullie en jullie vaderen verkeren in duidelijke dwaling." (54)
قَالُوا أَجِئْتَنَا بِالْحَقِّ أَمْ أَنتَ مِنَ اللَّاعِبِينَ ﴿٥٥﴾
21/Al-Anbiya-55: Qaloo aji/tana bialhaqqi am anta mina allaAAibeena
Zij zeiden: "Ben jij naar ons gekomen met de Waarheid, of behoor jij tot hen die spotten?" (55)
قَالَ بَل رَّبُّكُمْ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ الَّذِي فَطَرَهُنَّ وَأَنَا عَلَى ذَلِكُم مِّنَ الشَّاهِدِينَ ﴿٥٦﴾
21/Al-Anbiya-56: Qala bal rabbukum rabbu alssamawati waal-ardi allathee fatarahunna waana AAala thalikum mina alshshahideena
Hij zei "Integendeel, jullie Heer is de Heer van de hemelen en de aarde, die Hij geschapen heeft. En ik behoor tot degenen die daarvan getuigen. (56)
وَتَاللَّهِ لَأَكِيدَنَّ أَصْنَامَكُم بَعْدَ أَن تُوَلُّوا مُدْبِرِينَ ﴿٥٧﴾
21/Al-Anbiya-57: WataAllahi laakeedanna asnamakum baAAda an tuwalloo mudbireena
Bij Allah, ik zal zeker een plan beramen tegen jullie afgoden, nadat jullie weggaan, jullie ruggen toekerend." (57)