Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ١٩ / صفحة ٣٦٨

Ash-Shu'ara 20-39, Koran - Djuz' 19 - Pagina 368

Djuz'-19, Pagina-368 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-19, Pagina-368 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-19, Pagina-368 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
قَالَ فَعَلْتُهَا إِذًا وَأَنَا مِنَ الضَّالِّينَ ﴿٢٠﴾
26/Ash-Shu'ara-20: Qala faAAaltuha ithan waana mina alddalleena
Hij (Môesa) zei: "Ik heb dat gedaan toen ik tot de onnadenkenden behoorde. (20)
فَفَرَرْتُ مِنكُمْ لَمَّا خِفْتُكُمْ فَوَهَبَ لِي رَبِّي حُكْمًا وَجَعَلَنِي مِنَ الْمُرْسَلِينَ ﴿٢١﴾
26/Ash-Shu'ara-21: Fafarartu minkum lamma khiftukum fawahaba lee rabbee hukman wajaAAalanee mina almursaleena
Dus vluchtte ik weg toen ik bang voor jullie was. Daarop heeft mijn Heer aan mij Wijsheid ij gegeven en gemaakt dat ik tot de Boodschappers behoorde. (21)
وَتِلْكَ نِعْمَةٌ تَمُنُّهَا عَلَيَّ أَنْ عَبَّدتَّ بَنِي إِسْرَائِيلَ ﴿٢٢﴾
26/Ash-Shu'ara-22: Watilka niAAmatun tamunnuha AAalayya an AAabbadta banee isra-eela
En dit is de gunst die jij mij bewees: dat jij de Kinderen van Israël tot slaven gemaakt hebt." (22)
قَالَ فِرْعَوْنُ وَمَا رَبُّ الْعَالَمِينَ ﴿٢٣﴾
26/Ash-Shu'ara-23: Qala firAAawnu wama rabbu alAAalameena
Fiir'aun zei: "En wie is de Heer der Werelden?" (23)
قَالَ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا إن كُنتُم مُّوقِنِينَ ﴿٢٤﴾
26/Ash-Shu'ara-24: Qala rabbu alssamawati waal-ardi wama baynahuma in kuntum mooqineena
Hij (Môesa) zei: "De Heer van de hemelen en de aarde en wat tussen hen beide is, als jullie er maar van overtuigd waren." (24)
قَالَ لِمَنْ حَوْلَهُ أَلَا تَسْتَمِعُونَ ﴿٢٥﴾
26/Ash-Shu'ara-25: Qala liman hawlahu ala tastamiAAoona
Hij (Fir'aun) zei tot hen die rondom hem waren: "Luisteren jullie niet?" (25)
قَالَ رَبُّكُمْ وَرَبُّ آبَائِكُمُ الْأَوَّلِينَ ﴿٢٦﴾
26/Ash-Shu'ara-26: Qala rabbukum warabbu aba-ikumu al-awwaleena
Hij (Môesa) zei: "Juitie Heer en de Heer van jullie voorvaderen." (26)
قَالَ إِنَّ رَسُولَكُمُ الَّذِي أُرْسِلَ إِلَيْكُمْ لَمَجْنُونٌ ﴿٢٧﴾
26/Ash-Shu'ara-27: Qala inna rasoolakumu allathee orsila ilaykum lamajnoonun
Hij (Fir'aun) zei: "Voorwaar, jullie Boodschapper die tot jullie gezonden is, is zeker bezeten." (27)
قَالَ رَبُّ الْمَشْرِقِ وَالْمَغْرِبِ وَمَا بَيْنَهُمَا إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٢٨﴾
26/Ash-Shu'ara-28: Qala rabbu almashriqi waalmaghribi wama baynahuma in kuntum taAAqiloona
Hij (Môesa) zei: "De Heer van het Oosten en het Westen en wat tussen hen beide is, als jullie begrijpen." (28)
قَالَ لَئِنِ اتَّخَذْتَ إِلَهًا غَيْرِي لَأَجْعَلَنَّكَ مِنَ الْمَسْجُونِينَ ﴿٢٩﴾
26/Ash-Shu'ara-29: Qala la-ini ittakhathta ilahan ghayree laajAAalannaka mina almasjooneena
Hij (Fir'aun) zei: "Als jij een andere god dan mij hebt aangenomen, dan zal ik jou zeker tot een van de gevangenen maken." (29)
قَالَ أَوَلَوْ جِئْتُكَ بِشَيْءٍ مُّبِينٍ ﴿٣٠﴾
26/Ash-Shu'ara-30: Qala awa law ji/tuka bishay-in mubeenin
Hij (Môesa) zei: "Zelfs als ik jou iets duidelijks kan laten zien?" (30)
قَالَ فَأْتِ بِهِ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ ﴿٣١﴾
26/Ash-Shu'ara-31: Qala fa/ti bihi in kunta mina alssadiqeena
Hij (Fir'aun) zei: "Breng het maar, als jij tot de waarachtigen behoort." (31)
فَأَلْقَى عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ ثُعْبَانٌ مُّبِينٌ ﴿٣٢﴾
26/Ash-Shu'ara-32: Faalqa AAasahu fa-itha hiya thuAAbanun mubeenun
Toen wierp hij zijn staf neer en daarop werd het een duidelijke slang. (32)
وَنَزَعَ يَدَهُ فَإِذَا هِيَ بَيْضَاء لِلنَّاظِرِينَ ﴿٣٣﴾
26/Ash-Shu'ara-33: WanazaAAa yadahu fa-itha hiya baydao lilnnathireena
En hij strekte zijn hand uit en die werd wit voor de toeschouwers. (33)
قَالَ لِلْمَلَإِ حَوْلَهُ إِنَّ هَذَا لَسَاحِرٌ عَلِيمٌ ﴿٣٤﴾
26/Ash-Shu'ara-34: Qala lilmala-i hawlahu inna hatha lasahirun AAaleemun
Hij (Fir'aun) zei tegen de vooraanstaanden rondom hem: "Voorwaar, dit is zeker een bekwame tovenaar. (34)
يُرِيدُ أَن يُخْرِجَكُم مِّنْ أَرْضِكُم بِسِحْرِهِ فَمَاذَا تَأْمُرُونَ ﴿٣٥﴾
26/Ash-Shu'ara-35: Yureedu an yukhrijakum min ardikum bisihrihi famatha ta/muroona
Hij wil jullie uit jullie land verdrijven met zijn tovenarij. Dus wat adviseren jullie?" (35)
قَالُوا أَرْجِهِ وَأَخَاهُ وَابْعَثْ فِي الْمَدَائِنِ حَاشِرِينَ ﴿٣٦﴾
26/Ash-Shu'ara-36: Qaloo arjih waakhahu waibAAath fee almada-ini hashireena
Zij zeiden: "Stel (de zaak van) hem en zijn broeder uit en stuur bijeenroepers naar de steden. (36)
يَأْتُوكَ بِكُلِّ سَحَّارٍ عَلِيمٍ ﴿٣٧﴾
26/Ash-Shu'ara-37: Ya/tooka bikulli sahharin AAaleemin
Zij zullen elke bekwame tovenaar bij jou brengen. (37)
فَجُمِعَ السَّحَرَةُ لِمِيقَاتِ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ ﴿٣٨﴾
26/Ash-Shu'ara-38: FajumiAAa alssaharatu limeeqati yawmin maAAloomin
Zo werden de tovenaars verzameld op een afgesprokem lijd op een aangewezen dag. (38)
وَقِيلَ لِلنَّاسِ هَلْ أَنتُم مُّجْتَمِعُونَ ﴿٣٩﴾
26/Ash-Shu'ara-39: Waqeela lilnnasi hal antum mujtamiAAoona
En tot de mensen werd gezegd: "Zijn jullie nu bijeengekomen? (39)