Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٢٣ / صفحة ٤٥٥
القرآن الكريم
»
جزئها ٢٣
»
القرآن الكريم / جزئها ٢٣ / صفحة ٤٥٥
Sad 27-42, Koran - Djuz' 23 - Pagina 455
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 23
»
Sad 27-42, Koran - Djuz' 23 - Pagina 455
Luister Koran Pagina-455
وَمَا خَلَقْنَا السَّمَاء وَالْأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا بَاطِلًا ذَلِكَ ظَنُّ الَّذِينَ كَفَرُوا فَوَيْلٌ لِّلَّذِينَ كَفَرُوا مِنَ النَّارِ
﴿٢٧﴾
38/Sad-27: Wama khalaqna alssamaa waal-arda wama baynahuma batilan thalika thannu allatheena kafaroo fawaylun lillatheena kafaroo mina alnnari
En Wij hebben de hemel en de aarde en wat dartussen is niet voor niets geschapen. Dat is een vermoeden van degenen die ongelovig zijn. Wee daarom degenen die niet in de Hel geloven. (27)
أَمْ نَجْعَلُ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ كَالْمُفْسِدِينَ فِي الْأَرْضِ أَمْ نَجْعَلُ الْمُتَّقِينَ كَالْفُجَّارِ
﴿٢٨﴾
38/Sad-28: Am najAAalu allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati kaalmufsideena fee al-ardi am najAAalu almuttaqeena kaalfujjari
Zullen Wij degenen die geloven en goede werken verrichten behandelen als de verderfzaaiers op de aarde? Of zullen Wij de Moettaqôen be handelen als de verdorvenen? (28)
كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ إِلَيْكَ مُبَارَكٌ لِّيَدَّبَّرُوا آيَاتِهِ وَلِيَتَذَكَّرَ أُوْلُوا الْأَلْبَابِ
﴿٢٩﴾
38/Sad-29: Kitabun anzalnahu ilayka mubarakun liyaddabbaroo ayatihi waliyatathakkara oloo al-albabi
(Dit is) een gezegend Boek dat Wij aan jou hebben neergezonden opdat zij Zijn Verzen zullen overpeinzen en opdat de bezitters van verstand er lering uit trekken. (29)
وَوَهَبْنَا لِدَاوُودَ سُلَيْمَانَ نِعْمَ الْعَبْدُ إِنَّهُ أَوَّابٌ
﴿٣٠﴾
38/Sad-30: Wawahabna lidawooda sulaymana niAAma alAAabdu innahu awwabun
En Wij schonken Dâwôed Soelaimân, de beste dienaar. Voorwaar, hij is de meest berouwtonende. (30)
إِذْ عُرِضَ عَلَيْهِ بِالْعَشِيِّ الصَّافِنَاتُ الْجِيَادُ
﴿٣١﴾
38/Sad-31: Ith AAurida AAalayhi bialAAashiyyi alssafinatu aljiyadu
(Gedenkt) toen hem in de avond dc snelle raspaarden werden getoond. (31)
فَقَالَ إِنِّي أَحْبَبْتُ حُبَّ الْخَيْرِ عَن ذِكْرِ رَبِّي حَتَّى تَوَارَتْ بِالْحِجَابِ
﴿٣٢﴾
38/Sad-32: Faqala innee ahbabtu hubba alkhayri AAan thikri rabbee hatta tawarat bialhijabi
Toen zei hij: "Voorwaar, ik koesterde de liefde voor het goede ten koste van het gedenken van mijn Heer, totdat zij onzichtbaar werden door de zonsondergang. (32)
رُدُّوهَا عَلَيَّ فَطَفِقَ مَسْحًا بِالسُّوقِ وَالْأَعْنَاقِ
﴿٣٣﴾
38/Sad-33: Ruddooha AAalayya fatafiqa mashan bialssooqi waal-aAAnaqi
Brengt ze naar mij terug." Daarna begon bij (de paarden) over de benen en de halzen te stirijken. (33)
وَلَقَدْ فَتَنَّا سُلَيْمَانَ وَأَلْقَيْنَا عَلَى كُرْسِيِّهِ جَسَدًا ثُمَّ أَنَابَ
﴿٣٤﴾
38/Sad-34: Walaqad fatanna sulaymana waalqayna AAala kursiyyihi jasadan thumma anaba
En voorzeker, Wij hebben Soelaimân op de proef gesteld en Wij zetten (hem) op zijn zetel, als een lichaam, waarna hij berouw toonde. (34)
قَالَ رَبِّ اغْفِرْ لِي وَهَبْ لِي مُلْكًا لَّا يَنبَغِي لِأَحَدٍ مِّنْ بَعْدِي إِنَّكَ أَنتَ الْوَهَّابُ
﴿٣٥﴾
38/Sad-35: Qala rabbi ighfir lee wahab lee mulkan la yanbaghee li-ahadin min baAAdee innaka anta alwahhabu
Hij zei: "Mijn Heer, vergeef rnij, en schenk mij een koninkrijk dat niemand na mij ooit zal bezitten. Voorwaar, U bent de Schenker. (35)
فَسَخَّرْنَا لَهُ الرِّيحَ تَجْرِي بِأَمْرِهِ رُخَاء حَيْثُ أَصَابَ
﴿٣٦﴾
38/Sad-36: Fasakhkharna lahu alrreeha tajree bi-amrihi rukhaan haythu asaba
En Wij maakten de wind un hem dienstbaar, die volgzaan waaide op zijn bevel, waarheen bij wilde. (36)
وَالشَّيَاطِينَ كُلَّ بَنَّاء وَغَوَّاصٍ
﴿٣٧﴾
38/Sad-37: Waalshshayateena kulla banna-in waghawwasin
En (ook) de Satans, allen waren bouwers en duikers. (37)
وَآخَرِينَ مُقَرَّنِينَ فِي الْأَصْفَادِ
﴿٣٨﴾
38/Sad-38: Waakhareena muqarraneena fee al-asfadi
En andere (Satans) vastgebonden in ketenen. (38)
هَذَا عَطَاؤُنَا فَامْنُنْ أَوْ أَمْسِكْ بِغَيْرِ حِسَابٍ
﴿٣٩﴾
38/Sad-39: Hatha AAataona faomnun aw amsik bighayri hisabin
Dat is een ge-schenk van Ons, geef (het) dan weg of houd (het) achter; zonder afrekening. (39)
وَإِنَّ لَهُ عِندَنَا لَزُلْفَى وَحُسْنَ مَآبٍ
﴿٤٠﴾
38/Sad-40: Wa-inna lahu AAindana lazulfa wahusna maabin
En voorwaar, voor hem is er bij Ons zeker (Onze) nabijheid en de beste plaats van terugkeer. (40)
وَاذْكُرْ عَبْدَنَا أَيُّوبَ إِذْ نَادَى رَبَّهُ أَنِّي مَسَّنِيَ الشَّيْطَانُ بِنُصْبٍ وَعَذَابٍ
﴿٤١﴾
38/Sad-41: Waothkur AAabdana ayyooba ith nada rabbahu annee massaniya alshshaytanu binusbin waAAathabin
En gedenk Onze dienaar, Ayyôeb, toen hij tot zij Heer riep: "Voorwaw, de Satan heeft mij getroffen met tegenspoed en bestraffing." (41)
ارْكُضْ بِرِجْلِكَ هَذَا مُغْتَسَلٌ بَارِدٌ وَشَرَابٌ
﴿٤٢﴾
38/Sad-42: Orkud birijlika hatha mughtasalun baridun washarabun
(Allah antwoordde:) "Stamp met jouw voet, dit is koel water om te baden en om van te drinken." (42)