Nederlands
[
Veranderen
]
Коран на български език
Коран на русском языке
Quran di Indonesia
Corán en español
Koran on-Nederlandse
Coran en français
Koran auf Deutsch
Quran in English
Kuran-ı Kerim Türkçe Meali
Koran
Soeras in de Koran
Juz' in de Koran
Luister Koran (nieuwe)
Dempen (Actief)
Abu Bakr al Shatri
Maher Al Mueaqly
Mishary al Afasy
القرآن الكريم / جزئها ٢٣ / صفحة ٤٥٧
القرآن الكريم
»
جزئها ٢٣
»
القرآن الكريم / جزئها ٢٣ / صفحة ٤٥٧
Sad 62-83, Koran - Djuz' 23 - Pagina 457
de Heilige Koran
»
Juz' in de Koran
»
Djuz' 23
»
Sad 62-83, Koran - Djuz' 23 - Pagina 457
Luister Koran Pagina-457
وَقَالُوا مَا لَنَا لَا نَرَى رِجَالًا كُنَّا نَعُدُّهُم مِّنَ الْأَشْرَارِ
﴿٦٢﴾
38/Sad-62: Waqaloo ma lana la nara rijalan kunna naAAudduhum mina al-ashrari
En zij zullen zeggen: "Hou komt het dat wij niet de mensen (gelovigen) zien, die wij tot de slechtsten rekenden? (62)
أَتَّخَذْنَاهُمْ سِخْرِيًّا أَمْ زَاغَتْ عَنْهُمُ الْأَبْصَارُ
﴿٦٣﴾
38/Sad-63: Attakhathnahum sikhriyyan am zaghat AAanhumu al-absaru
Is het omdat wij hen tot onderwerp van bespotting maakten, of slagen de ogen er niet in hen te zien?" (63)
إِنَّ ذَلِكَ لَحَقٌّ تَخَاصُمُ أَهْلِ النَّارِ
﴿٦٤﴾
38/Sad-64: Inna thalika lahaqqun takhasumu ahli alnnari
Voorwaar, dat zal zeker de waarheid zijn: het redetwisten van de bewoners van de Hel. (64)
قُلْ إِنَّمَا أَنَا مُنذِرٌ وَمَا مِنْ إِلَهٍ إِلَّا اللَّهُ الْوَاحِدُ الْقَهَّارُ
﴿٦٥﴾
38/Sad-65: Qul innama ana munthirun wama min ilahin illa Allahu alwahidu alqahharu
Zeg: "Ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god dan Allah, de Ene, de Overweldiger. (65)
رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا الْعَزِيزُ الْغَفَّارُ
﴿٦٦﴾
38/Sad-66: Rabbu alssamawati waal-ardi wama baynahuma alAAazeezu alghaffaru
De Heer van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is, de Almachtige, de Vergevensgezinde." (66)
قُلْ هُوَ نَبَأٌ عَظِيمٌ
﴿٦٧﴾
38/Sad-67: Qul huwa nabaon AAatheemun
Zeg: "Dit is een geweldig bericht. (67)
أَنتُمْ عَنْهُ مُعْرِضُونَ
﴿٦٨﴾
38/Sad-68: Antum AAanhu muAAridoona
Waarvan jullie je afwenden. (68)
مَا كَانَ لِي مِنْ عِلْمٍ بِالْمَلَإِ الْأَعْلَى إِذْ يَخْتَصِمُونَ
﴿٦٩﴾
38/Sad-69: Ma kana liya min AAilmin bialmala-i al-aAAla ith yakhtasimoona
Het is voor mij niet mogelijk dat ik kennis zou hebben over de Engelen toen zij redetwistten. (69)
إِن يُوحَى إِلَيَّ إِلَّا أَنَّمَا أَنَا نَذِيرٌ مُّبِينٌ
﴿٧٠﴾
38/Sad-70: In yooha ilayya illa annama ana natheerun mubeenun
Het is aan mij geopenbaard dat ik slechts een duidelijke waarschuwer ben." (70)
إِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلَائِكَةِ إِنِّي خَالِقٌ بَشَرًا مِن طِينٍ
﴿٧١﴾
38/Sad-71: Ith qala rabbuka lilmala-ikati innee khaliqun basharan min teenin
(Gedenk) Toen jouw Heer tot de Engelen zei: "'Voorwaar, Ik schep een mens uit aarde. (71)
فَإِذَا سَوَّيْتُهُ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِي فَقَعُوا لَهُ سَاجِدِينَ
﴿٧٢﴾
38/Sad-72: Fa-itha sawwaytuhu wanafakhtu feehi min roohee faqaAAoo lahu sajideena
En Ik vervolmaak hem, en blaas hem van de Geest in." Toen knielden zij zich voor hem neer. (72)
فَسَجَدَ الْمَلَائِكَةُ كُلُّهُمْ أَجْمَعُونَ
﴿٧٣﴾
38/Sad-73: Fasajada almala-ikatu kulluhum ajmaAAoona
Toen knielden alle Engelen tezamen neer. (73)
إِلَّا إِبْلِيسَ اسْتَكْبَرَ وَكَانَ مِنْ الْكَافِرِينَ
﴿٧٤﴾
38/Sad-74: Illa ibleesa istakbara wakana mina alkafireena
Behalve Iblîs, hij was hoogmoedig en hij behoorde tot de ongelovigen. (74)
قَالَ يَا إِبْلِيسُ مَا مَنَعَكَ أَن تَسْجُدَ لِمَا خَلَقْتُ بِيَدَيَّ أَسْتَكْبَرْتَ أَمْ كُنتَ مِنَ الْعَالِينَ
﴿٧٥﴾
38/Sad-75: Qala ya ibleesu ma manaAAaka an tasjuda lima khalaqtu biyadayya astakbarta am kunta mina alAAaleena
Hij (Allah) zei: "O Iblîs, wat heeft jou ervan weerhouden om neer te knielen toen Ik (Adam) met Mijn beide Handen had geschapen? Was jij hoogmoedig, of behoorde jij tot de hooghartigen?" (75)
قَالَ أَنَا خَيْرٌ مِّنْهُ خَلَقْتَنِي مِن نَّارٍ وَخَلَقْتَهُ مِن طِينٍ
﴿٧٦﴾
38/Sad-76: Qala ana khayrun minhu khalaqtanee min narin wakhalaqtahu min teenin
Hij zei: "Ik ben beter dan hij. U heeft mij uit vuur geschapen, terwijl U hem uit aarde heeft geschapen. (76)
قَالَ فَاخْرُجْ مِنْهَا فَإِنَّكَ رَجِيمٌ
﴿٧٧﴾
38/Sad-77: Qala faokhruj minha fa-innaka rajeemun
Hij (Allah) zei: "Ga dan weg uit haar (het Paradijs): voorwaar, jij bent een verworpene. (77)
وَإِنَّ عَلَيْكَ لَعْنَتِي إِلَى يَوْمِ الدِّينِ
﴿٧٨﴾
38/Sad-78: Wa-inna AAalayka laAAnatee ila yawmi alddeeni
En voorwaar, op jou rust Mijn vervloeking, tot de Dag des Oordeels." (78)
قَالَ رَبِّ فَأَنظِرْنِي إِلَى يَوْمِ يُبْعَثُونَ
﴿٧٩﴾
38/Sad-79: Qala rabbi faanthirnee ila yawmi yubAAathoona
Hij (Iblîs) zei: "Mijn Heer, geef mij uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt." (79)
قَالَ فَإِنَّكَ مِنَ الْمُنظَرِينَ
﴿٨٠﴾
38/Sad-80: Qala fa-innaka mina almunthareena
Hij (Allah) zei: "Voorwaar, jij behoort dan tot hen aan wie uitstel is gegeven. (80)
إِلَى يَوْمِ الْوَقْتِ الْمَعْلُومِ
﴿٨١﴾
38/Sad-81: Ila yawmi alwaqti almaAAloomi
Tot de Dag van de vastgestelde tijd." (81)
قَالَ فَبِعِزَّتِكَ لَأُغْوِيَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ
﴿٨٢﴾
38/Sad-82: Qala fabiAAizzatika laoghwiyannahum ajmaAAeena
Hij (Iblîs) zei: "Bij Uw eer dan, ik zal hen zeker allen misleiden. (82)
إِلَّا عِبَادَكَ مِنْهُمُ الْمُخْلَصِينَ
﴿٨٣﴾
38/Sad-83: Illa AAibadaka minhumu almukhlaseena
Behalve Uw dienaren onder hen die zuiver zijn in hun aanbidding." (83)