Nederlands [Veranderen]

القرآن الكريم / جزئها ٩ / صفحة ١٦٣

Al-A'raf 96-104, Koran - Djuz' 9 - Pagina 163

Djuz'-9, Pagina-163 - Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri
Djuz'-9, Pagina-163 - Koran recitatie door Maher Al Mueaqly
Djuz'-9, Pagina-163 - Koran recitatie door Mishary al Afasy
vorig
volgende
share on facebook  tweet  share on google  print  
وَلَوْ أَنَّ أَهْلَ الْقُرَى آمَنُواْ وَاتَّقَواْ لَفَتَحْنَا عَلَيْهِم بَرَكَاتٍ مِّنَ السَّمَاء وَالأَرْضِ وَلَكِن كَذَّبُواْ فَأَخَذْنَاهُم بِمَا كَانُواْ يَكْسِبُونَ ﴿٩٦﴾
7/Al-A'raf-96: Walaw anna ahla alqura amanoo waittaqaw lafatahna AAalayhim barakatin mina alssama-i waal-ardi walakin kaththaboo faakhathnahum bima kanoo yaksiboona
En ais de inwoners van de steden hadden geloofd en (Allah) hadden gcvreesd, dan hadden Wij zeker voor hen zegeningen uit de hemel en de aarde geopend; maar zij loochenden, zodat Wij hen grepen wegens wat zij plachten te verrichten. (96)
أَفَأَمِنَ أَهْلُ الْقُرَى أَن يَأْتِيَهُمْ بَأْسُنَا بَيَاتاً وَهُمْ نَآئِمُونَ ﴿٩٧﴾
7/Al-A'raf-97: Afaamina ahlu alqura an ya/tiyahum ba/suna bayatan wahum na-imoona
Voelen de inwoners van de steden zich er soms veilig voor, dat Onze bestraffing in de nacht tot hen komt, terwijl zij slapen? (97)
أَوَ أَمِنَ أَهْلُ الْقُرَى أَن يَأْتِيَهُمْ بَأْسُنَا ضُحًى وَهُمْ يَلْعَبُونَ ﴿٩٨﴾
7/Al-A'raf-98: Awa amina ahlu alqura an ya/tiyahum ba/suna duhan wahum yalAAaboona
Ofvoelen de inwoners van de steden zich er soms veilig voor, dat Onze bestrafting in de ochtend tot hen komt, terwijl zij spelen? (98)
أَفَأَمِنُواْ مَكْرَ اللّهِ فَلاَ يَأْمَنُ مَكْرَ اللّهِ إِلاَّ الْقَوْمُ الْخَاسِرُونَ ﴿٩٩﴾
7/Al-A'raf-99: Afaaminoo makra Allahi fala ya/manu makra Allahi illa alqawmu alkhasiroona
Voelen zij zich soms veilig voor het plan van Allah? Niemand voelt zich veilig voor het plan van Allah, behalve het verliezende volk. (99)
أَوَلَمْ يَهْدِ لِلَّذِينَ يَرِثُونَ الأَرْضَ مِن بَعْدِ أَهْلِهَا أَن لَّوْ نَشَاء أَصَبْنَاهُم بِذُنُوبِهِمْ وَنَطْبَعُ عَلَى قُلُوبِهِمْ فَهُمْ لاَ يَسْمَعُونَ ﴿١٠٠﴾
7/Al-A'raf-100: Awa lam yahdi lillatheena yarithoona al-arda min baAAdi ahliha an law nashao asabnahum bithunoobihim wanatbaAAu AAala quloobihim fahum la yasmaAAoona
Is het degenen die de aarde beërven na (de ondergang van) haar bewoners niet duidelijk geworden dat, als Wij zouden willen, Wij hen zouden treffen vanwcge hun zonden, en Wij hun harten zouden vergrendelen zodat zij niet zouden kunnen luisteren? (100)
تِلْكَ الْقُرَى نَقُصُّ عَلَيْكَ مِنْ أَنبَآئِهَا وَلَقَدْ جَاءتْهُمْ رُسُلُهُم بِالْبَيِّنَاتِ فَمَا كَانُواْ لِيُؤْمِنُواْ بِمَا كَذَّبُواْ مِن قَبْلُ كَذَلِكَ يَطْبَعُ اللّهُ عَلَىَ قُلُوبِ الْكَافِرِينَ ﴿١٠١﴾
7/Al-A'raf-101: Tilka alqura naqussu AAalayka min anba-iha walaqad jaat-hum rusuluhum bialbayyinati fama kanoo liyu/minoo bima kaththaboo min qablu kathalika yatbaAAu Allahu AAala quloobi alkafireena
Over deze steden geven Wij jou (O Moehammad) berichten. En voorzeker, hun Profeten waren tot hen gekomen met de duidelijke bewijzen. Maar zij waren niet zo dat zij geloofden in wat zij voorheen loochenden. Zo vergrendelt Allah de beden van de ongelovigen. (101)
وَمَا وَجَدْنَا لأَكْثَرِهِم مِّنْ عَهْدٍ وَإِن وَجَدْنَا أَكْثَرَهُمْ لَفَاسِقِينَ ﴿١٠٢﴾
7/Al-A'raf-102: Wama wajadna li-aktharihim min AAahdin wa-in wajadna aktharahum lafasiqeena
En Wij troffen de meesten van hen aan als mensen die zich niet aan een verbond hielden. En de meesten van ben troffen Wij zeker aan als zwaar zondigen. (102)
ثُمَّ بَعَثْنَا مِن بَعْدِهِم مُّوسَى بِآيَاتِنَا إِلَى فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ فَظَلَمُواْ بِهَا فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِينَ ﴿١٠٣﴾
7/Al-A'raf-103: Thumma baAAathna min baAAdihim moosa bi-ayatina ila firAAawna wamala-ihi fathalamoo biha faonuthur kayfa kana AAaqibatu almufsideena
Vervolgens zonden Wij na hen Môesa met Onze Tekenen tot Fir'aun en zijn vooraanstaande volgelingen, waarop zij deze in hun onrechtvaadigheid verwierpem. Aanschouw dan hoe het einde was van de verderfzaaiers. (103)
وَقَالَ مُوسَى يَا فِرْعَوْنُ إِنِّي رَسُولٌ مِّن رَّبِّ الْعَالَمِينَ ﴿١٠٤﴾
7/Al-A'raf-104: Waqala moosa ya firAAawnu innee rasoolun min rabbi alAAalameena
En Môesa zei: "O Fir'aun, voorwaar, ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden. (104)