وَإِذْ أَخَذْنَا مِيثَاقَ بَنِي إِسْرَائِيلَ لاَ تَعْبُدُونَ إِلاَّ اللّهَ وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَاناً وَذِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَقُولُواْ لِلنَّاسِ حُسْناً وَأَقِيمُواْ الصَّلاَةَ وَآتُواْ الزَّكَاةَ ثُمَّ تَوَلَّيْتُمْ إِلاَّ قَلِيلاً مِّنكُمْ وَأَنتُم مِّعْرِضُونَ
﴿٨٣﴾
Sofian S. Siregar
En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israël aanvardden (zeggent): "Aanbidt niets dan Allah, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwand, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de shalât en geeft de zakât." Vervolgens ontrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden.
Fred Leemhuis
En toen Wij het verdrag met de Israëlieten aangingen: "Jullie zult alleen God dienen. Weest goed voor de ouders, de verwant, de wezen en de behoeftigen. Spreekt tot de mensen ten goede. Verricht de salaat en geeft de zakaat." Toen onttrokken jullie je er in jullie afkerigheid aan, op enkelen na.
Salomo Keyzer
Toen wij met de kinderen Israëls een verbond sloten, bevalen wij: Vereert een eenigen God, weest goed omtrent uwe ouders, bloedverwanten, weezen en armen, en wenscht den menschen slechts goeds; doet het gebed en geeft aalmoezen; doch spoedig daarop zijt gij enkelen uitgezonderd, afgevallen en daarvan afgekeerd.