Nederlands [Veranderen]

Al-'Imran-195, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

volgende
vorig
share on facebook  tweet  share on google  print  
195

Al-'Imran-195, Koran recitatie door Abu Bakr al Shatri

Vergelijk alle Nederlandse vertalingen van Surah Al-'Imran - vers 195

سورة آل عمران

Soera Al-'Imran

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

فَاسْتَجَابَ لَهُمْ رَبُّهُمْ أَنِّي لاَ أُضِيعُ عَمَلَ عَامِلٍ مِّنكُم مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَى بَعْضُكُم مِّن بَعْضٍ فَالَّذِينَ هَاجَرُواْ وَأُخْرِجُواْ مِن دِيَارِهِمْ وَأُوذُواْ فِي سَبِيلِي وَقَاتَلُواْ وَقُتِلُواْ لأُكَفِّرَنَّ عَنْهُمْ سَيِّئَاتِهِمْ وَلأُدْخِلَنَّهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الأَنْهَارُ ثَوَابًا مِّن عِندِ اللّهِ وَاللّهُ عِندَهُ حُسْنُ الثَّوَابِ ﴿١٩٥﴾
3/Al-'Imran-195: Faistajaba lahum rabbuhum annee la odeeAAu AAamala AAamilin minkum min thakarin aw ontha baAAdukum min baAAdin faallatheena hajaroo waokhrijoo min diyarihim waoothoo fee sabeelee waqataloo waqutiloo laokaffiranna AAanhum sayyi-atihim walaodkhilannahum jan

Sofian S. Siregar

En hun Heer heeft hun (smeekbede) verhoort, (zeggend:) "Voorwaar, Ik doe het werk van de werkenden van jullie niet verloren gaan, of het nu man of vrouw is, jullie komen uit elkaar voort. Zij die uitgeweken zijn en uit hun huizen verdreven werden, en die leden op Mijn Weg, en zij (die) doodden en gedood werden: Ik zal hun fouten zeker uitwissen en hen in de Tuinen (het Paradijs) binnenleiden, waar onder door de rivieren stromen, als een beloning van bij Allah. En Allah, bij Hem is de goede beloning."

Fred Leemhuis

Toen verhoorde hun Heer hen: "Ik laat het werk van iemand van jullie die [goed] doet niet verloren gaan, of het nu een man is of een vrouw; jullie horen bij elkaar. Zij dus die uitgeweken zijn, uit hun woningen verdreven zijn, op Mijn weg tegenspoed geleden hebben, gestreden hebben en gesneuveld zijn, van hen zal Ik de slechte daden kwijtschelden en Ik zal hen tuinen binnen laten gaan waar de rivieren onderdoor stromen; als beloning van God. En God, bij Hem is de goede beloning.

Salomo Keyzer

God antwoordde hun, zeggende: Ik laat geene goede daad verloren gaan, wie die ook gedaan hebbe; hetzij man of vrouw. De eene onder u is uit den andere gesproten. Zij die hunne woonplaatsen hebben verlaten en uit hunne huizen werden verdreven, voor mijnen godsdienst hebben geleden, en in den slag zijn omgekomen, wil ik van alle schuld bevrijden, en zal hen brengen in de tuinen van wateren doorsneden. Dit is de belooning van God; dit is de schoonste belooning.
195