مَا كَانَ لِبَشَرٍ أَن يُؤْتِيَهُ اللّهُ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ ثُمَّ يَقُولَ لِلنَّاسِ كُونُواْ عِبَادًا لِّي مِن دُونِ اللّهِ وَلَكِن كُونُواْ رَبَّانِيِّينَ بِمَا كُنتُمْ تُعَلِّمُونَ الْكِتَابَ وَبِمَا كُنتُمْ تَدْرُسُونَ
﴿٧٩﴾
Fred Leemhuis
Het past geen mens dat God hem het boek, de oordeelskracht en het profeetschap geeft en dat hij dan tot de mensen zal zeggen: "Weest dienaren van mij in plaats van van God." Maar wel: "Weest godgeleerden, doordat jullie het boek onderwijzen en doordat jullie het bestuderen."
Salomo Keyzer
Het past den mensch niet, nadat God hem de schrift, wijsheid en de profetie heeft gegeven, dat hij daarop tot de menschen zegge: Bidt mij aan, even als God; maar het past hem te zeggen: Volmaakt u in de schrift, die gij kent, en oefent u er in.